| Frits Schetsken: 'In Namen mondt de Samber (rechts in beeld) uit in de Maas (links in 
beeld) (nvdr Rivieren). Dat gebeurt bij een landtong die Grognon wordt 
genoemd, een woord dat onder meer 'zwijnenkop' zou kunnen betekenen. Hier stond de 
wieg van de stad Namen en de plek was destijds ommuurd, met ter hoogte van de punt de 
Port du Grognon, een waterpoort naar een aanlegplaats. Vandaar liep een weg naar het 
kasteel van de Naamse graven, hoog op de rots die zich achter Grognon verheft en 
Champeau wordt genoemd, afgeleid van het Latijnse 'campus' uit de dagen dat de 
Romeinen hier een legerplaats hadden. Naamse schepenen hebben in de 17de eeuw op die 
poort een steen met daarop de kop van een everzwijn laten aanbrengen. 
Nu moet je die steen zoeken onderaan bij de pijler van de Pont de France, de moderne 
brug die rechts in beeld de linker Samberoever met Grognon verbindt. Die 
brug is daar gekomen eind jaren 1960 begin 1970. Wat tot die tijd een 
dicht bebouwde volkswijk was, is tussen 1968 en 1973 gesloopt, zodat je vandaag 
vooral op een kale vlakte staat tussen drukke verkeerswegen, die richting Dinant en 
Floreffe leiden. Er wordt nog nagedacht over een nieuwe invulling die dit deel van 
Namen weer moet verbinden met het centrum op de linker Samberoever, dat 'le 
corbeille' (de korf) wordt genoemd. Vooraan op Grognon heeft beeldhouwer 
Victor Demanet in 1954 het ruiterstandbeeld neergezet van de gehelmde 
koning-soldaat Albert I, die België mee door de Eerste Wereldoorlog heeft geholpen. 
Albert kijkt naar een plek zo'n 5 km stroomafwaarts, waar langs de linker Maasoever 
de rotsen van Marche-les-Dames oprijzen. Aan de voet van dat massief is de koning op 
17 februari 1934 dood teruggevonden, kennelijk neergestort tijdens een ongelukkige 
beklimming, wellicht toen zonder helm. In het rozerood gebouw achter Albert 
vergadert sinds 1998 het Waals parlement. Maar dit gebouw heeft een eeuwenlange 
geschiedenis van hospitaal en rusthuis, die zich uitstrekt van 1270 tot 
1965. Aan de Rue Notre-Dame ligt het 16de-eeuwse gotische gedeelte van 
het gebouw in grijze kalksteen. Het rozerood gedeelte is  uit eind 17de, begin 18de 
eeuw in Louis XIII-paleisstijl en ligt in U-vorm rond een binnenplein dat zich naar 
de Maas uitstrekt. Het werd aanvankelijk zowel Grand-Hôpital als Hôpital Notre-Dame 
genoemd, maar na de inwijding van een dubbele kapel op 6 december 1671 met een Sint-
Gillisaltaar, vond de naam Hôpital Saint-Gilles ingang. Gillis was populair bij de 
Namenaars, waarvan er velen een bedevaart ondernamen naar het Franse dorpje Saint-
Gilles nabij Nîmes, waar deze heilige een abdij had gesticht. Het hospitaal is door 
Naamse burgers gesticht en later overgenomen door het stadsbestuur. Een aantal 
lekenbroeders en -zusters verzorgden er aanvankelijk zowel rijke als arme burgers, 
waarbij de rijken via giften toegang kregen tot deze zorginstelling. Maar vanaf 1576 
legt de instelling zich uitsluitend toe op armere lieden: zieken, bejaarden, 
weeskinderen en arme pelgrims op doorreis. Vanaf de 17de eeuw beschikt het hospitaal 
over een eigen bakkerij, brouwerij, wasserij, schrijnwerkerij en linnenatelier - 
kortom, men is ongeveer selfsupporting. De Fransen komen ook hier hun revolutie 
uitdragen en schaffen de ziekenzorg in 1796 af, zodat het vanaf dan vooral een 
bejaardentehuis wordt. En dat zal het blijven tot 1965. Tussen 1811 en 1823 is er wel 
nog aan kinderopvang gedaan, dan is er een vondelingenschuif aan de Rue Notre-Dame. 
Die kinderen worden tot hun zesde jaar volledig verzorgd, krijgen dan een 
schoolopleiding en jongens gaan vanaf hun twaalfde als leerjongen bij een 
ambachtsmeester werken. Wanneer het in 1936 beschermde gebouw in 1965 leeg komt te 
staan, wordt er zo'n 20 jaar nagedacht over een nieuwe invulling. Uiteindelijk neemt 
het Waalse Gewest op 8 oktober 1985 het gebouw over van de stad en volgt er een 
archeologisch onderzoek in 1990, waarna architect Alain Borgers het gebouw aanpast 
aan zijn nieuwe functie als zetel van het Waals Parlement. Bij die aanpassing is ook 
gekozen voor de rozerode kleur op de baksteengevels van het 17de- en 18de-eeuwse 
gedeelte. De plek van de kapel herken je aan het klokkentorentje op het dak.Wanneer 
je nu de kleine foto vergroot, kan je daarop het volgende zien:De brug met de zeven 
bogen over de Maas is de Pont de Jambes, 145 meter lang, 12 meter breed en voor het 
laatst herbouwd tussen 1961 en 1965, waarbij twee middelste bogen zijn vervangen door 
één ruimere overspanning ten behoeve van de moderne scheepvaart.  Tot 1746 stond 
lange tijd op de laatste brugpijler aan de kant van Jambes - links - de Beauregard-
toren, voorzien van een valhek. Eenmaal vanuit Namen onder die toren gepasseerd, 
leidde de weg over een ophaalbrug, waarna nog een vast houten gedeelte volgde, dat 
aansloot op een stevige oevertoren. Waarom al dat vertoon? Via deze brug overschreed 
men de grens tussen het graafschap Namen en het prinsbisdom Luik, waartoe Jambes 
behoorde. De brug van Jambes is niet de enige oude Maasbrug. Stroomopwaarts heeft 
ook Dinant zo'n brug gehad en stroomafwaarts zijn er de Li Pontia (nu Pont Roi 
Baudouin) in Huy, de Pont des Arches in Luik en de Sint-Servaasbrug in Maastricht. Al 
die oude bruggen liggen op ongeveer 30 kilometer van elkaar, de afstand die per dag 
afgelegd kon worden met een boot in de tijd dat rivieren nog de voornaamste 
verkeerswegen vormden. Aan de Naamse (rechter-)zijde van de Pont de Jambes zie je 
het Casino de Namur, dat hier als Kursaal de Meuse in 1914 zijn carrière begon. Het 
bestaat uit twee hogere gebouwen met een lager verbindingsstuk, ontworpen door 
architect Georges Hobé. Na een met opzet aangestoken brand in november 1980 heeft 
architect Georges Housiaux het verwoeste linker gebouw in een moderne versie laten 
herrijzen. Het eerste Kursaal van Namen stond evenwel dichter bij het centrum, in de 
vroegere tuin langs de Maas van het hospice d'Harscamp, waar nu de Avenue Is. Brunell 
loopt. Dat gebouw uit 1879 was aanvankelijk vrij klein, maar had wel allerlei fraaie 
torentjes en andere sierstukken, die we vandaag zeer romantisch zouden vinden. Maar 
bij de opening was de pers niet zo enthousiast, men vond de zaal van 20 x 11 meter te 
klein, er ontbrak een toilet en een vestiaire en er waren geen luifels aan de 
buitenkant, waar bij regenweer dames die per koets kwamen even konden schuilen. Voor 
wie het geen crisis is, weet nu waar hij of zij het geld in Namen kan laten rollen. 
Je kan dan gaan logeren in hotel-restaurant Château de Namur, een fraai kasteeltje 
waarvan je de spits hoog op de heuvel ziet priemen. Dit juweeltje is tussen 1928 en 
1931 gebouwd door architect Jules Lalière en in het restaurant word je bediend door 
leerlingen van de Ecole Hôtelière Provinciale de Namur, die hier hun opleiding in 
praktijk brengen en vlakbij sinds 1971 over een hypermoderne school beschikken aan de 
Avenue de l'Ermitage. Er bevindt zich dus nog wat anders op die heuvel dan verlaten 
citadelrestanten.' 
 Français
 English
 
 
 
    
 
 |