De vroegere Corneliustoren dateert uit de 14e eeuw en maakte deel uit van de tweede 
stadsomwalling. Later werd hij gebruikt als opslagplaats. In 1928-1930 werd 
de toren verbouwd tot Zimmertoren en de astronomische verwezenlijkingen van 
Louis Zimmer werden er in ondergebracht. De astronomische klok in 
de voorgevel bevat o.a. het Greenwich-uur, de dierenriem, de dagen van de week en de 
schijngestalten van de maan. (met dank aan dhr. Chris Cambré)
De toren is ingericht als een klein panetarium. Uitleg verkijg je via een bandje. In het 
gebouw naast de toren kan u de wonderklok zien. Je kan ook het gereconstrueerde atelier 
zien van Louis Zimmer in dit gebouw. (met dank aan Kim Roman) 
  
 Lambert GODSCHALK: 'Als kind kwam ik vanuit Nederland al hier met een jeugdvereniging 
en intussen ben ik al tientallen keren hier geweest bij en in de Zimmertoren met Familie, 
kennissen en zakenrelaties. Iedereen vond en vindt de toren een bijzondere toren, mooi wat 
vorm, materiaal en bouwstijl betreft en geweldig interessant vanwege de functie. Ik was er 
maandag 29 september 2008 nog omdat ik de toren verwerk in de door mij gemaakte 
Nieuwjaarsquizz 2009 bij onze vriendenclub. Roosendaal, 2 oktober 2008. 'Frits 
Schetsken: ' Klok kijken met Zimmer
Elf wijzerplaten en twee bollen, dat heeft Louis Zimmer samengebracht op de voorzijde van 
zijn Jubelklok. Op kleine foto 1 van rij 2 kan je ze allemaal zien, als je deze foto even 
uitvergroot door erop te klikken.
De grote wijzerplaat in het midden komt ons allemaal bekend voor, die geeft de juiste 
tijd aan zoals deze in onze Middeneuropese Tijdzone (MET) dagelijkse kost is, op Zimmers 
uurwerk met Romeinse cijfers. Alles daarrond zouden we vandaag in de horlogesector 
complicaties noemen, extra tijdsaanduidingen voor diverse doeleinden, maar wel allemaal 
gekoppeld aan één loopwerk. Dat is hier ook zo, alles wordt aangedreven door één 
moederuurwerk, dat zich op de tweede verdieping in de toren bevindt. Maar wat kan je nu 
aflezen van al die wijzerplaten en bollen? We beginnen gemakkelijk:
  Aardbol (helemaal onderaan, onder VI op de grote wijzerplaat):
Deze bol wentelt in 24 uur om een as die even schuin staat als die van de reële wereldbol. 
Tussen de polen loopt een netwerk van lijnen (meridianen) die het boloppervlak verdelen in 
24 verticale stroken van 15°, zodat ze samen 360° of de oppervlakte van een cirkel vormen. 
In elke strook geldt dezelfde tijd, met een verschil van plus of min 1 uur t.o.v. de 
aangrenzende stroken. De tijd van elke strook is in feite de tijd van een plek in het 
midden van zo’n strook, waarbij het op elke plaats links of rechts daarvan eigenlijk iets 
vroeger of iets later is, wanneer je de zonnestand als richtlijn neemt. 
Om een begin van de cirkel te hebben, wordt de meridiaan die over de Engelse stad 
Greenwich loopt al nulmeridiaan genomen, op Zimmers bol een witte lijn. Rechts daarvan 
spreken we over oosterlengte, links heet het westerlengte en die lengte wordt met elke 
meridiaan verderop met 15 graden verhoogt – in beide richtingen. Op 180° komen oost- en 
westerlengte samen, daar loopt over de aardbol de datumgrens, zowat tussen Siberië en 
Alaska en dan naar beneden door de Stille Zuidzee ten oosten van Nieuw-Zeeland naar de 
Zuidpool.
 Over Zimmers bol loopt ook een vergulde band van de noord- naar de zuidpool als vaste 
meridiaan, die dus niet meedraait. In alle plaatsen die zich onder deze lijn bevinden is 
het op dat moment 12 uur ’s middags. Omdat de aardbol van west naar oost draait, is het 
links van die gouden meridiaan vroeger dan 12 uur, rechts later. Wie hier om 10 uur 
arriveert ziet Lier dus links van die lijn liggen, kom je om 14 uur dan bevindt Lier zich 
rechts daarvan. Maar dat valt moeilijk te zien doordat je van onderaf tegen de aardbol 
aankijkt en daardoor vooral het zuidelijk halfrond te zien krijgt.
 Dag van de week (rechts van wereldbol ter hoogte van V op de grote wijzerplaat):
De buitencirkel is verdeeld in zeven vakken met daarin een afbeelding van een Griekse god 
of godin, die bij een bepaalde dag hoort. Aan de binnenzijde hun symbolen. Vanaf bovenaan 
rechts: zondag (Apollo met zon), maandag (Diana met maan), dinsdag (Mars met pijl en 
schild), woensdag (Mercurius met staf), donderdag (Jupiter met bliksemschicht), vrijdag 
(Venus met handspiegel), zaterdag (Saturnus met zeis of sikkel).  
Dag van de maand (tweede wijzerplaat links van wereldbol ter hoogte van VIII op de 
grote wijzerplaat):
Hierop zie je welke datum het vandaag is, dus een cijfer tussen 1 en 31, waarbij de oneven 
data in de buitencirkel staan en de even wat kleiner daarbinnen. De wijzer houdt rekening 
met het verschillend aantal dagen in de diverse maanden (28, 30,31) en met schrikkeljaren 
waarin februari 29 dagen telt. Steeds springt de wijzer aan het eind van elke maand 
vanzelf naar het cijfer 1.
Maand van het jaar (één wijzerplaat naar onder ter hoogte van VII op de grote 
wijzerplaat):
De binnenste cirkel bestaat uit de getallen 1 t.e.m. 12, waarbij de wijzer de juiste maand 
aangeeft. In de buitencirkel staan figuren die zo’n maand symboliseren. In volgorde zie je 
januari-ijsmaand (man met harpoen), februari-eendmaand (man met mand met eenden); maart-
vismaand (vrouw met schepnet en vis), april-harlekijnmaand (harlekijn met zotskap), mei-
bloemenmaand (vrouw met bloemenmand en ruiker), juni-scheermaand (man die schaap scheert), 
juli-hooimaand (vrouw met hooirijf), augustus-oogstmaand (man met graanschelf), september-
vruchtmaand (vrouw met juk met manden), oktober-wijnmaand (nar op wijnvat), november-
slachtmaand (man bij geslacht varken), december-rustmaand (man op stoel).
Jaargetijden (helemaal links ter hoogte van IX op de grote wijzerplaat):
We kennen vier jaargetijden, maar die tellen niet allemaal evenveel dagen. Deze 
wijzerplaat telt vier vakken met op elke scheidingsstreep het deel van de aarde dat dan 
door de zon wordt verlicht en wat in de schaduw blijft bij het begin van elk jaargetijde. 
De seizoenen zelf worden weergegeven door personen die getekend zijn door Felix 
Timmermans. Vanaf links boven: lente (jongevrouw die bloemen plukt), zomer (man die maait 
met een zeis), herfst (man met hoorn des overvloeds), winter (lezende oude vrouw bij het 
vuur). Binnen deze cirkel staat bij elk seizoen de juiste lengte in dagen (Arabische 
cijfers) en uren (Romeinse cijfers).
Maanbol (bovenaan ter hoogte van XII op de grote wijzerplaat):
Hier zie je hoe groot je de maanschijf ’s avonds aan de hemel ziet staan. Doordat de maan 
rond de aarde draait wordt telkens een ander deel door de zon verlicht, al zien we wel 
steeds dezelfde kant van onze begeleider. Dat komt doordat de maan even snel om zijn as 
draait als rond de aarde, namelijk in iets meer dan 29 dagen. Bij nieuwe maan is de de 
maanschijf onzichtbaar voor ons en dat wordt op de Zimmertoren weergegeven door een blauwe 
hemel met gouden sterren. Van dan af wordt de maansikkel elke dag wat groter tot een halve 
maan met de ronde kant aan de rechterzijde, zoals het bovenstuk van de letter p (premier 
of eerste kwartier). Vanaf de 7de dag na nieuwe maan wordt die halve schijf steeds meer 
opgevuld tot je op de 15de dag een volle maan hebt. Daarna gaat er dagelijks weer een 
stukje af aan de rechterzijde, tot je op de 22ste dag opnieuw een halve maan overhoudt, 
maar nu met de bolle zijde aan de linkerkant, zoals het onderstuk van de letter d (dernier 
of laatste kwartier). De maan krimpt dan verder tot er rond de 29ste dag weer niets meer 
overblijft.   
Ouderdom van de maan (links naast de maanbol ter hoogte van XI op de grote 
wijzerplaat):
Zoals hierboven gezegd, draait de maan in ongeveer 29 dagen rond de aarde. Exacter gezegd 
is dat in 29 dagen, 12 uren, 2 seconden en 87 honderdste seconden. Zo exact geeft deze 
wijzerplaat dat nu ook niet weer aan, maar je ziet dat de buitenste cijfercirkel loopt van 
1 t.e.m. 29 ½. Die cijfers geven aan hoeveel dagen er verlopen zijn sinds de laatste 
nieuwe maan (NM bovenaan). De even dagen worden door stippen aangeduid. E.K. – Eerste 
Kwartier, V.M. – Volle Maan, L.K. – Laatste Kwartier, die letters spreken voor zich. We 
noemen we die verschillende maanstanden wel schijngestalten, want uiteraard blijft onze 
wachter altijd als een volledige bol rond de aarde draaien. Wij zien dat dus schijnbaar 
anders. De wijzer is dus na iets meer dan 29 dagen helemaal rond en geeft feitelijk in 
cijfers wat de bol visueel toont.
Maancirkel met epacta (rechts naast de maanbol ter hoogte van I op de grote 
wijzerplaat):
Moeilijke naam en ook lastiger om uit te leggen. Een maanbol die in iets meer dan 29 dagen 
rond de aarde draait zal door onze maanden die langer duren elk jaar op een ander tijdstip 
weer volle maan laten zien. Maar er komt een jaar dat het tijdstip weer samenvalt met de 
volle maan van jaren geleden. En dat blijkt na 19 jaar te zijn, dus dan begint er weer een 
nieuwe cyclus en die periode wordt de maancirkel genoemd. De wijzerplaat geeft aan in het 
hoeveelste jaar van die cyclus we ons bevinden, een getal dat het gulden getal wordt 
genoemd. 
De binnenring van cijfers geeft aan hoeveel dagen na nieuwe maan zijn verlopen op 1 
januari van het jaar dat de grote wijzer aanduidt en dat kunnen er maximaal 29 zijn, want 
dat is ongeveer het aantal dagen dat een cyclus van nieuwe maan tot volle maan en terug 
duurt, zoals ook de vorige wijzerplaat laat zien. Dat binnenste cijfer wordt de Epacta 
genoemd en het wordt gebruikt voor een ingewikkelde berekening, waarmee de dag wordt 
bepaald waarop Pasen in dat jaar valt. En van die Paasdatum zijn ook alle andere 
kerkelijke feestdagen die niet op een vaste datum vallen afhankelijk. Kerstmis of Maria 
Hemelvaart vallen altijd op 25 december en 15 augustus, dus die hebben niets te maken met 
deze berekening, maar Pinksteren dan weer wel. Natuurlijk valt Pasen steeds op een zondag, 
maar via die berekening wordt duidelijk op welke zondag tussen 22 maart en 25 april dat 
wordt. We besparen je de details van deze berekening, die trouwens in de loop der eeuwen 
al meermaals gewijzigd zijn. Maar de wijzer is dus na 19 jaar pas helemaal rond en daarom 
heb je aan deze complicatie niet direct iets voor dagelijks gebruik.
 Tijdsvereffening (rechts onder het vorige ter hoogte van II op de grote wijzerplaat):
Vreemde wijzerplaat met enkele Romeinse cijfers en plus en min. Zoals we aan het begin al 
opmerkten, de tijd op de grote wijzerplaat is een gemiddelde tijd voor een hele tijdzone 
tussen twee meridianen. Wil je de werkelijke zonnetijd in Lier weten, dan kun je die 
aflezen op de zonnewijzer die rechts tegen de zijmuur van de toren hangt. Staat de zon in 
Lier op zijn hoogste punt, dan geeft die de kortste schaduw en is het 12 uur Lierse tijd. 
Maar onze zon is geen trouwe passant, hij is niet dagelijks present op hetzelfde tijdstip 
om 12 uur aan te duiden. De lengte van een zonnedag verschilt namelijk ten opzichte van 
ons 24-uur etmaal. Dat komt omdat de aarde niet in een mooie cirkel maar in een ellips 
rond de zon draait en bijgevolg nu eens dichter en dan weer verder van de zon staat. Begin 
januari staat de aarde het dichtst bij de zon, begin juli het verst ervan af.
En dan is er nog de aardas, die schuin staat ten opzichte van onze baan rond de zon en 
zo voor de seizoenen zorgt én voor een bijkomend verschil in de lengte van de zonnedag. 
Bij het begin van de lente en de herfst is de zonnedag korter. In de herfst vervroegt het 
zonneuur ten opzichte van onze klok vanaf 1 september tot 1 november, om dan weer terug te 
keren tot de zon op 25 december weer gelijk loopt met onze klok. Zimmers wijzer slaat dan 
uit naar de minzijde tot min 16 minuten op 2 november en keert dan terug tot 0 op 25 
december.
 Daarna gaat het naar de pluszijde, waarbij de zonnetijd achter gaat lopen op onze klok 
tot 14 minuten rond 11 februari, om dan weer terug te keren tot de zon op 15 april opnieuw 
gelijk loopt met onze klok. De wijzer gaat dus eerst tot bijna XV in de plusrichting en 
keert dan terug naar de nulstand in het midden. 
p>In de zomer is het tijdsverschil geringer, dan bereikt de Zimmerwijzer in mei de 
grootste minwaarde om rond 14 juni weer op nul te staan en halverwege juli nog eens naar 
plus uit te wijken om dan rond 1 september weer in het midden te eindigen. 
Op deze wijzerplaat lees je dus het aantal minuten af – weergegeven met Romeinse cijfers – 
dat je ten opzichte van de tijd op de grote klok of je eigen horloge moet aftrekken of 
bijtellen om de correcte zonnetijd te weten te komen op die dag.
 Zonnecirkel en zondagsletter (wijzerplaat ter hoogte van IIII – 4 – op de grote 
wijzerplaat):
De vraag is hier: in welk jaar vallen de dagen van de week weer op precies dezelfde data? 
Kijk, wanneer een jaar exact 52 weken van zeven dagen zou tellen, zouden bv. 12 januari of 
3 september jaarlijks steeds op dezelfde dag van de week vallen. Maar een jaar telt 365 
dagen, dus één dag teveel voor die makkelijke oplossing. Daardoor verspringen de dagen van 
de week dus elk jaar één dag, bv. dinsdag 12 januari wordt een jaar nadien woensdag 12 
januari. Na zeven jaar is dinsdag zoveel plaatsen versprongen dat die weer op 12 januari 
valt. Helaas, we geven om de vier jaar aan februari een dagje meer, een schrikkeldag. 
Omdat de aarde eigenlijk ook niet precies in 365 dagen rond de zon draait, maar ongeveer 
een kwart dag langer daarover doet. Maar dat betekent dat onze weekdag in zo’n 
schrikkeljaar twee datums opschuift. Een nieuwe berekening leert dat pas na 28 jaar 
dinsdag 12 januari opnieuw op dinsdag valt. Die periode van 28 jaar is nu die zonnecirkel 
en deze wijzerplaat heeft dan ook 28 cijfers in de binnencirkel, nu ja, enkel de even 
jaren zijn aangeduid, op de oneven jaren staat de wijzer tussen twee cijfers in. Elk 
cijfer geeft aan in het hoeveelste jaar we zijn aangeland in onze zonnecirkel.
De letters in de buitencirkel zijn de zogeheten zondagsletters. Die geven aan op welke 
datum in januari van het betrokken zonnecirkeljaar de eerste zondag valt. Dat moet 
natuurlijk op één van de zeven eerste dagen van die maand zijn, vermitst een week maar 
zeven dagen heeft en er dus altijd een zondag tussen moet zitten. Om er geen cijferbrij 
van te maken, heeft Zimmer die data aangeduid met de eerste zeven letters van ons alfabet, 
A t.e.m. G, waarbij A dus 1 januari is en G 7 januari. Zie je twee letters naast elkaar 
staan, dan hebben we te maken met een schrikkeljaar waarin vanaf eind februari de zondagen 
nog een extra dag opschuiven. Heb je eenmaal bepaalt op welke januaridatum de eerste 
zondag van dat jaar valt, dan hoef je er enkel telkens 7 bij te tellen om de datum van de 
volgende zondag te weten, maar wel in schrikkeljaren rekening houden met die extra dag 
eind februari. 
 De wijzer geeft dus aan waar het huidige jaar zich bevindt in de zonnecirkel en doet er 
liefst 28 jaar over om rond te komen.
 Zodiak of dierenriem (helemaal rechts, ter hoogte van de III op de grote wijzerplaat):
Vanaf de aarde gezien lijkt het alsof de zon in een jaar in een kring rond de aarde 
beweegt ten opzichte van de sterren. Elke dag lijkt de zon een graad verder te staan op 
een cirkelboog van 360°. De Griekse wetenschapper Ptolomeus verdeelt deze hele boog – 
ecliptica genoemd – in twaalf gelijke delen van 30° en geeft elk deeltje de naam van een 
sterrengroep die dan het duidelijkst aan de hemel staat, de tekens van de dierenriem of 
zodiak. Drie tekens vormen telkens een seizoen, waarbij de onderlinge lengte van dag en 
nacht wijzigen. Bij het begin van de lente duren dag en nacht even lang. De drie 
sterrenbeelden zijn Ram (22 maart – 19 april), Stier (20 april – 20 mei), Tweelingen (21 
mei – 21 juni). Begin zomer zijn de dagen het langst, de nachten een stuk korter. De 
sterrenbeelden: Kreeft (22 juni – 22 juli), Leeuw (23 juli – 22 augustus), Maagd (23 
augustus – 23 september. De herfst begint weer met even lange dagen als nachten en de 
sterrenbeelden Weegschaal (24 september – 22 oktober), Schorpioen (23 oktober – 22 
november), Boogschutter (23 november – 21 december). Tot slot de winter, waarin de nachten 
langer duren dan de dagen. Tekens: Steenbok (22 december – 20 januari), Waterman (21 
januari – 19 februari), Vissen (20 februari – 21 maart). 
De wijzerplaat geeft aan de buitenzijde afbeeldingen van de dierenriem, die overigens 
maar zeven dieren telt, vier mensen en één ding – de Weegschaal. Opmerkelijk is hier dat 
de Maagd wordt voorgesteld als een eenhoorn, de Boogschutter als een centaur – half mens, 
half paard – en zo smokkelt Zimmer er toch twee extra dierachtigen bij. 
Aan de binnenzijde de symbolische voorstellingen van deze sterrenbeelden. De wijzer is dus 
in één jaar helemaal rond.   
 Waterstanden (één wijzer hoger dan de jaargetijden, ter hoogte van de X op de grote 
wijzerplaat):
Nog eens een praktische wijzerplaat voor alledag. Althans dat was ooit zo voor de Lierse 
palingvissers, die hun motor- en zeilloze bootjes bij eb stroomafwaarts de Nete lieten 
afdrijven, terwijl ze de stroomopwaarts zwemmende paling in hun netten vingen. Nabij 
Duffel hielden ze halt bij een cafeetje, om zich wat later met de vloed weer naar huis te 
laten stuwen. Die wijze van visvangst is nu verboden, vandaar dat ze vandaag doen wat 
Christus ooit tegen Petrus zei: Vanaf nu zult gij mensen vangen. Jawel, De Moedige 
Bootvissers varen nu de Binnennete op en neer met toeristen.
Lier ondervindt getijden, doordat de Nete ter hoogte van Rumst samenvloeit met de Dijle 
en als Rupel de laatste 13 kilometer aflegt tot die uitmondt in de Schelde, waar de 
Noordzee vrijelijk kan binnenstromen bij vloed. Met de nieuwe zeesluis bij Wintam zal dat 
wellicht iets minder duidelijk te merken zijn. 
 Tweemaal per dag doen eb en vloed zich voor, maar die bewegingen houden zich niet 
helemaal aan ons 24 uren-etmaal. Ze doen er liefst 50 minuten langer over en daardoor 
begint de vloed dagelijks 50 minuten later dan voorheen. Na 29½ dag is die vertraging 
zover opgelopen, dat het lijkt of eb en vloed weer keurig op tijd zijn.
 De schepen op de wijzerplaat geven met hun formaat de waterstand aan, dus vloed 
naarmate ze groter worden met het grootste schip in top. De bovenste kruisvlag duidt hoog 
water aan, in Lier tussen 4,70 en 5,70 meter. Bij de driehoekige wimpel onder de vlag zakt 
het water, wappert die erboven, dan stijgt het. De laagste waterstand in Lier varieert 
tussen 2,20 en 1,20 meter en opkomend tij duurt ongeveer 3½ uur, de andere uren is het 
afnemend tij. Tweemaal daags loopt deze wijzer rond.
Daarmee hebben we alle elf wijzerplaten en de twee bollen gehad, maar wie nog niet 
voldaan is gaat naar binnen, waar je in de Astronomische Studio nog eens 57 wijzerplaten 
kan ontcijferen. En de echte fanatiekelingen bezoeken daarna in het witte gebouw naast de 
toren nog even de Wonderklok, een creatie van Zimmer voor de Wereldtentoonstelling van 
1935 in Brussel en dan ook ondergebracht in een 5 meter hoge kast die aan de 
Eeuwfeestpaleizen op de Heizel doet denken, waar die expo plaatsgreep. Zo maar even 93 
wijzerplaten in drie vakken van elk 31 stuks, dat wordt smullen. Er is er eentje bij over 
de verplaatsing van de grote as van de aardbaan waarvoor je even de tijd moet nemen om die 
rond te zien gaan, 25.800 jaar. Zimmer zelf heeft die dus nauwelijks zien bewegen en of 
zijn klok het overleeft is niet zo waarschijnlijk. Met gebruiksgemak hield Louis zich niet 
meteen zo bezig …
 Slagwerk en parade
Maar we zijn nog niet klaar met onze toren, we moeten nog de rechter zijkant bekijken en 
dat kan je het best met kleine foto 2. Daar zie je bovenaan vier personages naast elkaar, 
van links naar rechts opklimmend in leeftijd van kind via jongeman en volwassen man tot 
bejaarde. Ze stellen bekende Lierenaren of romanfiguren van Lierse auteurs voor. Het kind 
is Bertha, die hier aanbelt bij het begijnhofhuisje In de Soete Naem. Zij is een personage 
uit de roman Ernest Staes van Anton Bergmann, die zelf model staat voor de jongeman naast 
haar. De volwassen man is de Lierse kunstsmid met internationale vermaardheid Louis Van 
Boeckel en de bejaarde heer ten slotte is meneer Pirroen, een ongehuwde levensgenieter uit 
het verhaal Anne-Marie van Felix Timmermans. Elk kwartier stellen de eerste drie personen 
een lichte klok in beweging, en dat één-, twee-, drie- of viermaal naargelang het kwartier 
dichter bij het volle uur komt. De oude heer geeft het uur aan door met zijn stok tegen 
een zwaarder klinkende klok te slaan.   
Iets lager zie je in het midden een luik dat op klokslag 12 uur openklapt. Dan 
verschijnt er een stoet met achtereenvolgens de jaartallen 1830-1930, het Belgische wapen, 
de koningen Leopold I, Leopold II en Albert I, het Lierse stadswapen en zes Lierse 
burgemeesters die tijdens de eerste honderd jaar onafhankelijkheid in functie waren: 
Charles Mast-De Vries, Jan Baptist Peeters, George Bergmann, Florent Van Cauwenbergh, 
Jozef Schellekens en Joseph Van Cauwenbergh.
 Toeristen zijn natuurlijk niet altijd om 12 uur bij deze toren. Daarom beschikken 
stadsgidsen over een apparaatje om zowel het klokkenspel als de parade op elk moment in 
werking te stellen, zonder dat deze inbreuk het totale uurwerk ontregelt. Want bedenk: 
zowel alle wijzerplaten voorop, als de vier automaten en de carrousel achter het luik, als 
ook nog een planetarium en de vele klokken binnen in de toren werken op één moederuurwerk, 
dat ook nog eens zelf aangeeft wanneer het opgewonden moet worden. De versie in 
pocketformaat laat nog even op zich wachten, maar blinden kunnen zich al wel een idee 
vormen van de toren, dankzij een bronzen schaalmodel met uitleg in braille, dat thans voor 
de toren staat.
' 
  Français English
 
 
 
    
 
   |