Episode 7

THE BATTLE OF BUKAVU

Baas Ali had gezegd dat het niet de bedoeling kon zijn dat ik elk konvooi naar Uvira zou leiden, omdat ik dan niet veel anders meer zou doen. Hij had natuurlijk overschot van gelijk. Maar omdat er nu eenmaal altijd bazen boven bazen zijn én omdat de kerel die de konvooien normaal leidt in verlof vertrok én zijn vervanger nog nooit een konvooi geleid had, geen Frans sprak en absoluut niet op de hoogte was van de douaneformaliteiten, zou ik op dinsdag 25 Mei weer UVIRA-waarts trekken, met in mijn zog vier camions, beladen met containers voor de installatie van een waterzuiveringsinstallatie.

Maar eerst moesten we op maandag 24 Mei het allerhoogsteerbiedwaardige blitsbezoek van Meneer GUEHENNO en Meneer SWING verwerken. De ene is USG (UnderSecretary-General) en verantwoordelijk voor héél wat 'peacekeeping-operations', de andere is SRSG (Special Representative of the Secretary-General), dus in feite de grote baas van MONUC en met zijn 75 lentes verantwoordelijk voor de ongelofelijk dynamische organisatie van MONUC.
Deux gros legumes, dus.
En zoals het VIP-s past, kwamen ze een dik uur te laat.
Ze konden ons nog juist vertellen dat we ongelofelijk goed onze job deden, dat ze een ongelofelijke verbetering in de situatie konden vaststellen sedert ze de laatste keer, in Congo voor de ene en in Bukavu voor de andere, geweest waren en dat elke dag, de vrede in Congo een dag dichter kwam. Daarna verdwenen ze weer met dezelfde haast als ze gekomen waren.
Ze waren misschien beter thuis gebleven, want blijkbaar hadden er oren meegeluisterd die hen deze 'kukelukuu'-toespraak niet gunden…

De trip naar Uvira verliep weer vreselijk schokkend, maar zonder schokkende gebeurtenissen en ik had deze keer wél een veldbed en een anti-muggenstick mee. 's Avonds in het Uruguaiaanse kamp speelde ik een paar spelletjes dammen tegen het lokale kader, waarbij ze me wel eerst een paar keer liggen hadden omdat de Uruguaiaanse damregels blijkbaar verschillen van de Belgische, maar daarna kregen ze zoveel kletsen als ze maar wilden.
Bij de terugkomst op woensdag viel me, bij het binnenrijden van Bukavu, een spandoek over de straat op, met in nogal kramikkig Frans: "GRACE A TOUS NOS AMIS, RETROUVONS L'ESPOIR. Semaine BELGE au CONGO du 24 au 28 Mai 2004" én met een Congolees en Belgisch vlaggetje in beide hoeken.
Klonk interessant.
Ik moest alleen nog zien te weten te komen wat er zo allemaal zou te doen zijn.

Alhoewel de 'normale' werkdag in MONUC start om 08.30 Hr en eindigt om 18.30 Hr, met een lunchpauze van twee uur, besloot ik toch om 17.30 Hr de boeken dicht te doen, daar ik het grootste deel van de lunchpauze gemist had.
Toen ik ongeveer ter hoogte van de Welfare Club kwam, hoorde ik een tiental schoten en wat machinegeweervuur. Moeilijk te zeggen vanop welke afstand, daar het hoofdgebouw er tussen lag. Dus in looppas terug naar het hoofdkwartier, want van daaruit heeft men een open zicht op de vallei en de tegenoverliggende heuvelrug. Op het binnenplein van het hoofdkwartier hadden zich ondertussen al een paar nieuwsgierigen verzameld, die de plaats van gebeuren probeerden te lokaliseren. Daar er op de tegenhelling, in een tuintje, een nogal serieus vuur aan het branden was, dachten we eerst dat er daar, per abuus, munitie aan het ontploffen was, maar bij een volgend paar rafallekes werd duidelijk dat het vuren van de andere kant van de heuvelrug kwam.
Igor stormde naar zijn jeep, samen met Roman, een Russische Kapitein (een zéér capabele trouwens en ik ben zéér blij dat ik hem 'my FORMER ennemy' kan noemen). Ik vroeg Igor of ik mocht meegaan, want het is in Congo altijd interessant iemand in de groep te hebben die een woordje Frans kan meebabbelen.
We stoven naar de hoofdstraat die op de heuvelrug loopt, gevolgd door twee Uruguaiaanse APC's (Armoured Personel Carrier) en vroegen daar aan een schuilende inboorling waar het schieten juist vandaan kwam. Hij wees ons verder de straat in. Een tweehonderd meter verder vroegen we het nog een keer. Die wees ons terug in de richting van waaruit we kwamen. We hoorden wéér schieten en het kwam uit de vallei naast ons. We liepen een zijstraat in tot we op een aarden weg kwamen die, dieper in de vallei, parallel loopt met de hoofdstraat. Ik liep een tuintje in en keek over een muurtje in de vallei. Niets te zien. Achter mij, op de aarden baan, hoorde ik een groep naderen al roepend en joelend. Plots begonnen die te schieten in god-weet-ik-veel welke richting. Eerst een paar geweerschoten en wat machinegeweersalvo's, dan, BANG…, fuck, een RPG-7. Die deed nogal wat stof opwaaien op een tiental meter links van mij. Ik keerde terug en ging achter die bende aan. Sedert ik de MTLG-testen niet meer moet afleggen, is mijn fysische conditie er duidelijk op achteruitgegaan, want ik kon al dat jong geweld niet volgen tot ze een vijfhonderdtal meter verder op een groep soldaten stootten en er zich daar een spelletje duwen-trekken-en-geanimeerd-discussieren begon af te spelen. Een jonge kerel, gewapend met een Kalashnikov en met een legervestje aan met daarop kapiteinssterren, gedroeg zich daarbij hypergeëxiteerd. Hij trok zijn vest half uit, wilde op de vuist gaan met de soldaten, keerde terug, sprong weer naar voor en begon als een gek rond te lopen. Ik vroeg hem zich te willen kalmeren en te willen uitleggen wat er gebeurt was. "Pas d'explication" en hij duwde me weg. Ondertussen waren ook Igor en Roman aangekomen in de jeep, maar de APC's waren nergens te bekennen. Igor en Roman gingen naar de soldaten, terwijl ik een woordje uitleg vroeg aan een snottertje dat met een RPG-7 stond te jongleren. "Ze (ik veronderstelde de soldaten) hebben een Luitenant van ons gevangen genomen en we gaan die bevrijden en het is allemaal de schuld van president Kabila want die betaalt zijn soldaten niet en…en….en…" Ik begreep absoluut niet waarover hij het had, maar ik vroeg hem toch niet té veel mijn navel als mikpunt te willen nemen, want hij deed nogal woeste bewegingen met zijn speelgoed. Ik ging terug naar Igor en Roman die bij een klein groepje militairen stonden. In het centrum stond iemand met kolonelsepauletten op en het bleek Kol SIMBA te zijn, de adjunct van Generaal MABE, de bevelhebber van 10 RM (Region Militaire). Die wist ook absoluut niet wat er aan het gebeuren was (hij was thuis en had juist de tijd gehad om zijn uniform aan te trekken en, net zoals ons, in de richting van het schieten te lopen), maar nu was hij als een gek aan het rondbellen met zijn GSM om op de hoogte te geraken van de situatie. Ondertussen was die jonge Kapitein weer een rondje 'zo zot als een achterdeur' aan het lopen en naar ik uit zijn taal en gebaren kon opmaken was hij iedereen aan het opjutten. Ik ging er weer naar toe en vroeg hem nog een keer om te kalmeren. Hij blafte mij af in het Swahili, maar ging wel naar achter. Tegelijkertijd kwam ook de COS (Chief of Staf) met zijn jeep het toneel vervoegen. Nu waren we toch al met vier, maar nog altijd geen Uruguaiaanse APC's te bekennen.
De zaak scheen toch langzaamaan te bedaren en terwijl de COS met Kol SIMBA aan het praten was, dreven Igor en ik de soldaten wat achteruit en deed Roman hetzelfde met de andere groep. We kregen grip op de situatie…
Plots, schuin achter mij: één schot.
En toen brak de hel los.
Schoten en mitrailleusevuur in alle richtingen en BAM…, wéér een RPG-7. Hoogste tijd om in de greppel naast de weg te duiken. Het bleek geen greppel te zijn, maar een steile helling van een tiental meter. En die deed verdomd veel pijn aan mijn oude knoken.
Beneden gekomen bleek ik niet de enige te zijn die deze vluchtroute gekozen had. Een vijftal soldaten waren druk aan het overleggen en verdwenen dan in de opkomende duisternis. Ik hoorde Igor mijn naam en die van Roman roepen. Ik kroop weer naar boven en buiten Igor en Paul (Kol Jobbins, de COS) was er voor de rest op de weg geen levende ziel te zien. Maar gelukkig ook geen dode. Na een beetje zoeken en roepen, kwam ook Roman zijn kopje bovensteken in het gezelschap van een oudere dame, die bij het duiken haar pols gebroken had. Bij gebrek aan beter, maakte ik van de UNO-vlag van Kol Jobbins' jeep een draagdoek en we pompten haar, met bagage en al, in de jeep.
Twee 'Caspers' (Zuid-Afrikaanse APC's) kwamen aangereden (maar nog altijd in geen strááten Uruguaiaanse APC's te bekennen) en nu zagen we vanop de heuvelrug op tientallen plaatsen in de benedenstad de flitsen van geweer- en machinegeweervuur, hoorden de ontploffingen van RPG-7's en spoortrekkers vlogen in alle richtingen door de zojuist ingetreden duisternis.
Terwijl Paul met de commandant van de 'Caspers' aan het overleggen was, zoemde mijn GSM. "Hallo, Toon, wat gebeurt er daar allemaal in Bukavu?" Het was Kol WERBROUCK, de Belgische militaire attaché in Kinshasa. Verdomme, die was er ook wel rap bij, zeg! Ze hadden nog maar juist gedaan met rond mijn oren te schieten en hij vroeg al tekst en uitleg! Hij kreeg een ooggetuigenverslag, misschien wel wat verward, maar toch uit eerste hand.

Paul besloot een patrouille te rijden doorheen Bukavu om de situatie te bekijken en ondertussen ons gekwetst madammeke in een hospitaal te dumpen. Wijle dus weg, met vijf in één jeep (waarbij madam, op de achterbank, de meeste plaats innam), tussen twee Caspers in. Er was ondertussen blijkbaar wat schietvermoeidheid onder de verschillende troepen ingetreden, want het werd min of meer stil en we bereikten ongehinderd het hospitaal, alhoewel overal gewapende groepjes te zien waren.

Op de terugweg stootten we op de twee Uruguaiaanse 'Condors' (zo noemen ze hun APC's), die daar ergens verloren stonden te staan niets te doen. Paul besloot een versterkte patrouillegroep te vormen, met op kop de Zuid-Afrikaanse Caspers, gevolgd door onze jeep en tenslotte de Uruguaiaanse Condors.
Hij kreeg via de radio het bericht dat er een Belgische minister in het College ALFAJIRI zat en hij besloot die te gaan evacueren. Ik probeerde hem nog wijs te maken dat we in België ruim voldoende ministers hadden en dat het niet écht op eentje aankwam, maar hij wilde niet luisteren.
Toen we op een honderdtal meter van de ingang kwamen van het uitgestrekte college, dat op een heuvel ligt, startte daar een serieus vuurgevecht. Die ingang domineert namelijk één van de belangrijkste kruispunten in Bukavu. Wie op wie schoot was absoluut niet duidelijk, maar het knetterde wel van alle kanten. Paul wilde met de vier APC's een gepantserde muur vormen en zo een doorgang naar het college forceren. Hij riep de Uruguaianen op om zich tussen te twee Caspers te positioneren. Geen antwoord. Roman, die naast Engels ook vlot Spaans spreekt, probeerde het ook. Nog altijd geen antwoord. Bovendien was er achter ons maar één Condor meer te zien. We reden naar achter en de tweede Condor bleek zich driehonderd meter verder achter een bocht te bevinden, waarbij een deel van de bemanning uitgestegen was. Paul en Roman stapten uit en grepen de hoogste in graad bij zijn lurven. Dat bleek een Luitenant-Kolonel te zijn. En hij weigerde één meter verder te rijden. Paul kreeg bijna ter plaatse een hartaanval, maar er was geen lievemoederen aan: hij bleef waar hij was, van schrik ineengeschrompeld tot één hoopje ellende naast zijn APC. We reden weer naar voor en stopten bij de eerste Condor. De voertuigcommandant bleek een Luitenant te zijn met heel wat méér lef. Roman legde hem het manoeuver uit, hij schakelde over op onze frequentie, schoof zijn voertuig tussen de twee Caspers in en we vorderden, met volle lichten aan, in de richting van de ingang van het college. Het vuren stopte (wie durft er te schieten op de UN?) en we stoven de toegangslaan op.

In het college bleek wél een pak volk te zitten wegens een seminarie over "Essai d'un témoignage sur la solidarité Belgo Congolaise" (van waar hálen ze toch zo'n titels), maar GEEN Belgische minister. Het enige wat er zat was een zéér bleke adjunct-ambassadeur uit Kinshasa. Nu we er toch waren, besloot Paul díe maar te evacueren en doordat, na een tijdje, de rest ook begon te zagen over evacuatie, zag Paul zich gedwongen het hele zootje (toch in totaal zo'n 130 man) in één kolonne, geëscorteerd door de Caspers en de Condors, over te brengen naar de Welfare Club.

Het was ondertussen dik acht uur geworden en in het hoofdkwartier kreeg ik een snelcursus 'recente Congolese geschiedenis'.
Ik had al ergens gelezen dat in 1997 Laurent-Desiré KABILA, dankzij de steun van Rwanda, het regime van MOBUTU SESE SEKO (ge weet wel: de President-Fondateur enzovoort van Zaïre) omvergeworpen had. In het begin kregen de Rwandezen in zijn entourage dan ook hoge postjes, maar in 1998 bedankt hij hen voor bewezen diensten. Dat schoot natuurlijk in het verkeerde keelgat en met steun van Rwanda en Oeganda probeerden nieuwe rebellengroepen, waaronder als twee bekendsten het MLC, door Oeganda gesteund, en het RCD (Rassemblement Congolais pour la Démocratie), door Rwanda gesteund, Congo te veroveren. Bijna slaagden ze in hun opzet en Kabila werd slechts op het nippertje gered door de inzet van troepen uit Angola en Zimbabwe.
Congo is echter sedert dat ogenblik de facto in drie delen verdeeld: in het noorden is rebellenleider Jean Pierre Mbemba de baas met de steun van Oeganda, in het oosten heeft de rebellenbeweging RCD-GOMA de macht in handen, maar is het in de praktijk Rwanda die de lakens uitdeelt en in het centrum en het westen, met de hoofdstad Kinshasa, heeft het regeringsleger het voor het zeggen. En dan zijn daar natuurlijk nog de Mai-Mai, die nogal allergisch zijn voor alles wat naar 'Rwandees' ruikt.
Zo sleept de oorlog zich een paar jaar voort en het in 1999 opgerichte MONUC is daarbij niet écht succesvol, want Kabila is vreselijk erg tégen UNO-troepen in Congo en hij coujonneert ze dan ook zoveel hij maar kan (we moeten niet ALTIJD de schuld op SWING steken).
In 2001 wordt papa Kabila vermoord en zoon JOSEPH KABILA volgt hem op. Hij is veel meer UNO-gezindt en ook bereidt de macht te delen (hij heeft trouwens niet veel keuze als hij de president van gans Congo wil zijn). In december 2002 wordt in Pretoria (Zuid-Afrika), onder druk van onder meer Zuid-Afrika en BELGIE, een akkoord gesloten, waarin gestipuleerd wordt dat er in 2005 democratische verkiezingen zullen gehouden worden en dat ondertussen de verschillende groeperingen opgenomen worden in een 'overgangsregering'. Zo krijgt Congo één president en VIER vice-presidenten. Iedereen heeft dus toegang tot de vetpotten en ik hoef u niet te vertellen dat er niet veel enthousiasme meer is om de geplande verkiezingen te organiseren, want dan is niemand nog zeker van zijn postje…
Er werd daar ook overeengekomen om de verschillende gewapende groepen tot één amalgaam samen te voegen (in dat kader was België trouwens actief in KISANGANI bij de uitvoering van de operatie 'Toekomst' als onderdeel van het bilateraal programma PPM -Programme de Partneriat Militaire- tussen België en Congo).
Maar dat samenvoegen van al die gewapende bendes verloopt niet zonder slag of stoot, zeker niet wanneer daar ook nog een etnisch tintje bij komt kijken…

In Bukavu wordt het hoofdkwartier van 10 RM (Région Militaire) gevestigd, waarin zowel troepen uit het reguliere leger als uit het vroegere RCD-GOMA zitten. De baas wordt een Congolees en zijn Adjunct wordt een zekere Kolonel MUTEBUTSI.
Die MUTEBUTSI is een BUNIAMULENGE die behoorde tot RCD-GOMA (Buniamulenge zijn verwant aan de Tutsi's uit Rwanda en wonen voornamelijk in het oosten van Congo, terwijl de rest van Congo voornamelijk uit Hutu's en Bantoe's bestaat. De Hutu's en Tutsi's zijn niet écht goeie vrienden -zie de genocide in Rwanda- en naar de mening van de Bantoe's wordt nooit gevraagd). Hij schijnt nogal een woest personage te zijn, want in februari 2004 pleegt hij, bij klaarlichte dag én in de hoofdstraat van Bukavu, een moordaanslag op zijn baas. Die aanslag mislukt en hij wordt tijdelijk geschorst uit zijn functie. Hij aanvaardt die schorsing echter niet en verzamelt een deel van zijn troepen (allemaal Buniamulenge en harde vechtertjes) rondom zich. Maar hij is dus in feite een muiter.
Ondertussen is ook de Comd van 10 RM vervangen door Generaal MBUZE MABE, eveneens een Congolees, maar van het gematigde type.
MUTEBUTSI (ik noemde hem eerst Mitsubishi, omdat dit voor mij gemakkelijker te onthouden is) blijft echter een stokebrand en een hardliner en er zijn dan ook verschillende incidenten tussen zijn soldaten en de troepen van Generaal MABE.

Op die bewuste woensdag 26 Mei 04 is het dan ook één van zijn Luitenanten die in een schietschermutseling door een patrouile van de reguliere troepen wordt gevangen genomen en is het één van zijn Kapiteins die het startschot geeft tot de algehele confrontatie met de troepen van MABE.

Ondertussen was het ongeveer tien uur geworden en ik besloot nu wel degelijk de boeken te sluiten.
Op het grasveld vóór de Welfare Club stonden een kleine tweehonderd mensen verzameld rond Alfred POTRITSCHNIG. Hij is de baas van de administratieve diensten van MONUC in Bukavu en hij probeerde iedereen te overtuigen om naar huis te gaan: "Er is een meeting geweest van de BrigadeComd met zowel Generaal MABE als met Kolonel MUTEBUTSI en ze hebben besloten het vuren te staken. Ge hoort alleen nog af en toe een beetje schieten, omdat het in Congo nu eenmaal een tijdje duurt om iedereen te verwittigen, maar er is geen enkele reden meer om nog hier te blijven…". Een deel van de aanwezigen geloofde hem en sijpelde weg, maar een groepje van een dertigtal studenten uit het College beweerde dat ze hoog in de bergen woonden, dat het onmogelijk was om daar op een veilige manier te geraken en dus wilden ze een gepantserde escorte tot aan hun voordeur. Dat was natuurlijk niet mogelijk en dus besloten ze maar te blijven. Tot grote ergernis van Alfred, die echter niet het lef had ze gewapenderhand aan de deur te zetten.
De UN doet nu eenmaal zoiets niet.
De studenten kregen mij in het snotje en ze deden dus een beroep op 'nonkeltje'. Ze hadden honger en dorst en hadden NATUURLIJK geen geld (ge zijt student of ge zijt het niet). Ik gaf ze voor veertig dollar consumptiekaarten, daarmee konden ze zich toch elk een cola en een sandwich aanschaffen in de Welfare, en ik verbood ze ook er bier mee te kopen.
Toen ik een halfuurtje later, uit nieuwsgierigheid, even naar beneden kwam, slingenden de eerste lege flessen bier al rond…en ze zouden mij ontgoocheld hebben, mocht het anders geweest zijn. Daarom ging ik maar weer naar boven en sliep in met de gedachte: "Wilfried zal weer zeggen: hij is er weeral nog maar een maand en ze beginnen daar ook al te vechten…"

Donderdagmorgen werd ik om 05.45 Hr eens niet gewekt door kwetterende vogeltjes, maar wel door het verre geluid van schoten.
Daar ging het bestand.
Toen ik beneden kwam was er al veel animo in de Welfare en de studenten hadden last van een gezonde nadorst. Dus maar weer nonkel Toon aangeklampt. Het regelmatige schieten maakte duidelijk dat het niet echt een goed idee was om nu te vertrekken en een ganse dag op MIJN kosten leven vond ik toch ook een beetje van het goede teveel. Daarom belde ik Alfred uit zijn bed en vroeg of de Welfare-voorraden gratis mochten aangesproken worden. Hij stemde toe en vroeg me ook via de radio alle burgerpersoneel te verwittigen dat ze een dag vrijaf kregen en het best binnen bleven.
De studenten waren tevreden, het burgerpersoneel was tevreden en ik begon me rond acht uur al stierlijk te vervelen, zeker omdat buiten de actie duidelijk aan de gang was. Ik ging dus op zoek naar een scherfwerende vest en een helm, want die had ik nooit afgehaald (STAFofficieren sterven toch in hun bed, nietwaar?). Doordat het burgerpersoneel van een 'UN-holiday' aan het genieten was, kon ik er nergens een vastkrijgen, maar gelukkig was daar nog altijd baas Ali, die zéér bereidwillig zijn exemplaren afstond. Hij zou zijn leven wel verder achter de computer riskeren.

Ik ging naar Kol Jobbins en vroeg of ik iets kon doen. "Yes, do you know something about first aid?". NATUURLIJK ken ik iets van eerste hulp: tien jaar 'wisselbeker Divisie Gevechtssteun' laten diepe sporen na! Ze hadden een oproep gekregen dat iemand een schotwonde had opgelopen en die moest geëvacueerd worden. Roman en ik kregen de gepantserde jeep van de 'Veiligheid' ter beschikking (OOK zéér bereidwillig afgestaan. Ik heb trouwens nog nooit een grotere bende bangerikken voor vanalles en nog wat gezien dan het volk van de dienst Veiligheid. Hoe het komt dat ze 's morgens durven opstaan is mij een raadsel) en de escorte van een Uruguaiaanse APC.

Bij het huis aangekomen werden we opgewacht door een vrouw, in alle staten van hysterie. "She will die!, she will die!", was alles wat er uit kwam.
In de keuken lag een andere vrouw, met over haar onderbeen een met bloed doordrenkte handdoek en eveneens in een nogal hysterische toestand. "Will I die?", schreeuwde ze. Ja, natuurlijk, maar vandaag niet. En dat kalmeerde haar.
Roman deed wat van hem verwacht werd: eerst een nieuwsgierige neger (de huisbediende of de bewakingsdienst? Zelfs méér dan waarschijnlijk, want dat zijn óók zo'n helden) een shot onder zijn kont verkopen en daarna continu met het madammeke babbelen. De wonde zag er niet mooi uit: de helft van haar kuit was weggeschoten en zowel het scheenbeen als het kuitbeen lagen bloot. Het bloeden was wel gestopt, maar de wonde moest minstens zo steriel mogelijk verbonden worden en daar niet echt duidelijk was of ook de beenderen gebroken waren, besloot ik nadien toch ook haar been te spalken. Dat zou trouwens bij het transport ook de wonde beter beschermen. "Will I be able to walk again?" vroeg ze. Ik knikte van ja, maar ik vrees dat ik dát nog ga moeten biechten.
We legden haar op een draagberrie uit de APC en besloten haar in haar eigen voertuig naar de infirmerie te voeren, daar haar jeep een ruime laadruimte had. Ik plaatste mijn jeep buiten op straat en hielp haar inladen. Toen ik bij mijn jeep terugkwam zaten er drie vrouwen te schudden en te beven op de achterbank. Het waren de buurvrouwen van de gewonde dame en ze zagen het duidelijk ook niet meer zitten. Daar één van hen dokter bleek te zijn en ze de hysterische dame wilde helpen, stelde ik in de Welfare mijn kamer en mijn eerste-hulptas ter hunner beschikking.
Daar kreeg ik ook het verwarde verhaal te horen
Twee gewapende kerels waren het huis binnengedrongen (waar was de bewakingsdienst?) en in de keuken had de ene vrouw geprobeerd de daar aanwezige kinderen te beschermen, want ze werkte voor de NGO 'Child Protect' en een van de gewapende kerels had haar toen simpelweg in het been geschoten, terwijl de andere op zoek ging achter geld. Deze was daarbij op de andere vrouw gestoten. Ze had hem hun geld gegeven en daarna had hij geprobeerd haar te verkrachten. Doordat ze echter hysterisch begon te schreeuwen , was dat geen succes geworden en waren ze het maar afgetrapt.

Enkele uren later overkwam Scharwan hetzelfde in zijn huis. Gelukkig werd daar niemand van de drie aanwezigen gekwetst of gedood, maar ze gingen er wél met een dikke vierduizend dollar en een paar GSM's vandoor.

Bij de 'Duty-Officer' liepen ondertussen steeds meer oproepen voor evacuatie binnen en Roman en ik stoven van de ene plaats naar de andere, met in ons zog een lege Uruguaiaanse APC die telkens volgestouwd werd.
In de loop van de namiddag kwam een oproep binnen om de logés van het ORCHID-hotel te evacueren. We trokken er weer op uit en toen we er aankwamen bleek Chuck daar eveneens te logeren en het heft stevig in handen te hebben. Hij had iedereen op de grond laten plaatsnemen en schreeuwde bevelen als 'nen echten'. Tussen de zittenden ontwaardde ik…onze pseudo-Belgische minister, die er weer even bleek uitzag als de avond voordien. Het begon zo stilaan een gewoonte te worden om hem te moeten evacueren…

Toen ik rond 22.00 Hr effekens naar mijn kamer ging om me te verfrissen, bleek die volgestouwd met ZES vrouwen en zoiets is zelfs voor mij teveel. En wanneer de gegevens die we rond 03.00 Hr binnenkregen té onnauwkeurig werden om nog effectief te kunnen evacueren, besloot ik dan ook maar om de rest van de nacht op het gras door te brengen tussen de zo stilaan andere driehonderd die zich daar ondertussen verzameld hadden.
Maar ik ben waarschijnlijk wel de énige geweest die 10 dollar kamergeld heeft moeten betalen om naar de sterren te kijken…

Op vrijdag begon het schieten iets later. Om 05.55 Hr precies.
Een mens raakt echter aan alles gewoon en ik ging dan ook eerst koffie zetten in het hoofdkwartier. De oproepen voor evacuatie begonnen weer binnen te lopen en het team Roman-Tone trok weer op weg. Voor mij werd het echter een korte historie, want toen we rond 08.30 Hr weer met een lading binnenkwamen, werd ik uit de jeep geplukt: ze hadden iemand nodig om een kolonne tankwagens te leiden.
Er was maar 1200 liter diesel meer in voorraad en het woeste weg-en-weer gerij met jeeps en APC's zóóp beekjes mazout. Het herbevoorradingspunt lag een paar kilometer buiten Bukavu, maar om daar te geraken moesten we natuurlijk, hoe kon het anders, doorheen de lijnen van onze dierbare vechtertjes. Nu is en blijft zo'n operatie toch altijd 'tricky business', want een lege tankwagen zit vol met ontplofbare dampen en, alhoewel de UN blijkbaar ontzien werd, is één kogel toch genoeg om een knal van jewelste te veroorzaken. En zo een tankwagen steekt ge ook niet in uw broekzak.
Eerst moesten we echter de eigenaar van het tankstation thuis gaan afhalen. We glipten tijdens een schietpauze weer door de lijnen en toen we bij hem aankwamen weigerde hij mee te komen: het moest in een gepantserde jeep zijn! Weer teruggereden en eerst een paar mensen die moesten geëvacueerd worden laten stikken om 'meneer' met de jeep van Roman af te halen. Toen hij in de Welfare aankwam, bleek dat er nog een paar andere kerels moesten afgehaald worden, want er stond geen tellermechanisme op zijn pompen en er waren vroeger al discussies geweest over de geleverde hoeveelheid en dus moest de diesel éérst in een van zijn tankwagens gepompt worden en dan van daaruit in de UN-tankwagen, maar hij had een bediende nodig om die tankwagen te bedienen. Ik begon het zo stilaan grondig beu te worden en zei dat ik zou tekenen voor gelijk welke hoeveelheid. Dat stelde hem blijkbaar gerust, want hij had opeens niemand meer nodig. Tien minuutjes later, terwijl ik de chauffeurs aan het verzamelen was (zéér moeilijk te vinden op dat moment), stond hij daar weer. Hij had eens goed rondgekeken op het terrein van de Welfare Club en was tot het besluit gekomen dat zijn kinderen opeens een zéér groot gevaar liepen en moesten geëvacueerd worden naar de Welfare. Ik hield de boot af en zei dat we dit nadien gingen bekijken.
En na een dik uur zoeken, vloeken en ketteren, vertrok onze kolonne, met op kop een APC met daarin de dikke eigenaar met het dunne velletje, daarna mijn jeep met een generator (want het tankstation had ook geen stroom), gevolgd door drie immense tankwagens en tenslotte weer een APC. De 'weg' lag bezaaid met glasscherven van kapotgesmeten lege flessen bier door de soldaten en na een kleine kilometer waren beide banden van de generator dan ook zo lek als een vergiet. We reden dan maar verder op de velgen en ik moet zeggen, eerst ging dat nogal bonkig hoekig, maar na een tijdje werd alles weer rond en was enkel het geluid van metaal op steen nog vervelend.

Het tanken ging vlot.
Tot de eigenaar de kraan dichtdraaide. Hij had, naar eigen zeggen, een telefoontje gekregen van zijn kinderen en er waren soldaten aan de deur geweest en ze waren niet meer veilig en hij zou niet eerder de kraan weer openzetten vooraleer ze afgehaald werden. Had hij het nog vriendelijk gevraagd, ik zou het gedaan hebben, maar met chantage zat hij hélemaal bij de verkeerde persoon. Ik deed hem dan ook een eerlijk voorstel: ik gaf hem vijf minuten de tijd om de kraan weer open te draaien of anders zou ik het doen, de tankwagens vullen en hem dan te voet de weg doorheen de linies laten ontdekken. In het andere geval beloofde ik Alfred of Paul via radio op te roepen en hen de beslissing betreffende de kinderen te laten nemen, want evacuatie was in principe enkel voorzien voor internationalen. Hij had de vijf minuten niet nodig: na een klein minuutje stroomde de mazout weer.
Paul gaf trouwens even later zijn zegen en ging zelf de kinderen afhalen.

Toen het tanken rond 14.00 Hr afgelopen was en de kolonne terugkeerde naar het hoofdkwartier, stonden overal mensen op straat die riepen dat de oorlog gedaan was. In de Welfare Club hadden ze dat nieuws blijkbaar nog niet gehoord, want er zat daar nog altijd evenveel volk en mijn kamer was nog altijd bezet. Ik zag even later Paul en vertelde hem wat ik gehoord had. Hij zei dat er in feite nog niets gedaan was. MONUC had Mutebutsi voor de keuze gesteld: ofwel de wapens binnenleveren ofwel zijn soldaten laten integreren in andere eenheden, maar Mutebutsi had gewoon geen antwoord gegeven.

Rond acht uur werd een oproep gelanceerd om een massa-evacuatie te doen. Zoals altijd was ik weer kandidaat, maar nu zag ik een aantal vrijwilligers die de vorige dagen met geen stokken uit hun bureau te krijgen waren. Zelfs baas Ali was van de partij! En toen wist ik het zeker: de slag om Bukavu was voorbij. Ik gaf de jeep over aan iemand van de Veiligheid, die ook een medaille wilde verdienen, stapte het bureau van Igor en Paul binnen en zei: "Congratulations, you've won the war!". Ze vielen bijna van hun stoel van verbazing, geloofden me niet en daarom deden we maar een weddingschap voor een fles Vodka en een fles Guinness.

Ik was er heilig van overtuigd dat dit een gewonnen weddingschap was.

En voor mij mocht een volgende Belgisch-Congolese week gerust wat minder gevuld zijn…


Episode 8

Home

Boek kopen? Surf naar © 2006 Free Musketeers!