Naast het Steen, het toenmalige grafelijke verblijf, liet Diederick van den Elzas tussen 1134 en 1157 een dubbelkapel bouwen.
Toen tijdens de eerste helft van de 13e eeuw het relikwie van het Heilig Bloed vanuit Constantinopel naar Brugge werd gebracht, ontstond de naam Heilig Bloedkapel voor de bovenkapel.
Van het in oorsprong romaanse bouwsel, is de driebeukige, transeptloze onderbouw met halfronde koorafsluiting een overblijfsel. De onversierde graafgewelven rusten op zware, ronde pijlers. Dit wordt beschouwd als het best bewaarde romaanse overblijfsel in West-Vlaanderen. Het geheel geeft een sombere indruk, mee versterkt door het weinige daglicht dat door de kleine rondboogvensters naar binnen valt. In het boogveld boven de ingang wordt een doopsel afgebeeld (vermoedelijk van de Heilige Blasius, hoewel het ook het doopsel van Christus kan zijn).
De bovenbouw werd aan de gotische smaak aangepast. In 1529-1533 werd, samen met de gevels van de grifie, een trappenhuis ('steeghere') opgetrokken dat een combinatie van laatgotische en renaissanceelementen bevat. Na de Franse Revolutie was dit zo vervallen dat in 1832 een grondige aanpak nodig was - de eerste restauratie van de toen nog piepjonge Belgische staat. Het trappenhuis werd 4 meter achteruit geplaatst, en de ruïnes van het Steen werden opgeruimd.
Naderhand volgenden nog verschillende restauraties die tot de huidige neogotische aankleding van de Heilig Bloedkapel leidden. Hieraan werd o.a. door Jean-Baptist de Bethune, Louis Delacenserie meegewerkt.
Yves Vandewinckele: 'Op deze foto vindt men terug links naast de trappen bevindt zich de crypte van het Heilig Bloed en als men de trappen neemt komt men in de basiliek van Het Heilig bloed waar men ook een klein museum vindt in verband met het Heilig bloed, men mag alles gratis bezoeken'
|