willekeurig
hitparade
plaats
soort
naam
element
stijl
architect
vroeger
main
--> Hoofdblad --> Lijst van alle plekken Of Vorige
Men vindt deze plek vrij mooi! Gemiddelde score: 5.4 door 1754 willekeurig stemmers.
En U??? Stem op de plekken in België via Willekeurig
(Ref:0001520)




Toon map op Google Maps

Museum Plantin Moretus te ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN
(Vrijdagmarkt 22)

Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto
Foto door Johan Mares (@Belgiumview)




Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:
Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:  Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:
Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:  Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:  Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:
Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:
Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:
Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:
Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:
Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto: Museum Plantin Moretus ANTWERPEN 1 (centrum) / ANTWERPEN foto:
Klik op de kleine foto's om ze te vergroten, klik op de grote foto voor een maxi-formaat.

Hugo Van hunsel : 'In 2005 werd het 16° eeuwse woonhuis en atelier opgenomen op de werelderfgoedlijst van Unesco. In 1576 betrok Plantijn dit gebouw en noemde het de Gulden Passer. In de 17° eeuw bracht Plantijns kleinzoon Balthasar Moretus verbeteringen aan het gebouw. De Officina Plantinia was de beroemdste drukkerij van Europa en een centrum van humanisme en wetenschap. De drukkerij is in vrijwel authentieke staat en toont het ganse drukkunst proces zoals het in die dagen verliep. In het oorspronkelijk interieur van de patricierswoning, antieke meubelen, wandtapijten, damst- en goudleerbekleding. Men vind er kunstwerken van Rubens, Quellin, Van Mildert enz. '

Dit is zeker één van de interessante musea in de stad Antwerpen.

Frits Schetsken: 'Zou Christoffel Plantijn plots terug opgedoken zijn in Antwerpen en we lieten hem de grote foto op Belgiumview zien met de vraag waar zich dit gebouw in de stad bevond, dan zou hij het antwoord daarop schuldig blijven. Hij heeft dit gebouw namelijk bij leven en welzijn nooit gekend. Alles wat je op die foto ziet behoort tot wat hierboven omschreven wordt als de ‘verbeteringen’ die kleinzoon Balthasar Moretus heeft aangebracht, maar wij zouden liever spreken van complete nieuwbouw. De hele rechterzijde en de gevel met de galerij waar je recht op kijkt komen tot stand tijdens de bouwcampagne van 1620 tot 1622, de gevel links dateert uit de nieuwbouw die tussen 1637 en 1639 wordt uitgevoerd. Daarbij moet je weten dat de gevel met de galerij eigenlijk vooral een schermgevel is, die de achterkant van een reeks van vier woningen aan de Heilige Geeststraat moet verbergen. Die had grootvader Christoffel daar laten bouwen als opbrengsthuizen, die hij dus verhuurde om zo de uitbouw van zijn bedrijf te kunnen bekostigen. Hij noemde die huizen de Zilveren Passer, Koperen Passer, IJzeren Passer en Houten Passer, helemaal in stijl met het embleem en de lijfspreuk van de familie. Die spreuk was Labore et Constantia, Werken en Standvastigheid, uitgebeeld door de passer waarvan het ene been vast op de plaats blijft, terwijl het andere beweegt als je hem gebruikt (kleine foto’s rij 1 foto 3).

Maar laat ons beginnen bij het begin. Christophe Plantin, zo wordt hij rond 1520 geboren in Saint-Avertin, een dorp in de agglomeratie van de Franse stad Tours, maar vandaag ‘onze’ Christoffel Plantijn (rij 9 foto 1 – een schilderij van Rubens, geschilderd naar een anoniem portret van Christoffel uit 1584, want Christoffel was intussen al overleden). Op z’n zeventiende gaat deze zoon van een arme huisknecht naar het Normandische Caen, waar hij van Robert II Macé boekbinden en drukken leert en in 1545 of ’46 trouwt met Jeanne Rivière (rij 4 foto 5). Na enkele Parijse jaren komen ze in 1549 naar Antwerpen, waar hij zich als boekbinder vestigt en zij een kantwinkeltje openhoudt. Ze gaan wonen aan de Lombardenvest, in die dagen een deel van de drukkerswijk. Plantijn staat al snel bekend om zijn hoge kwaliteit van boekbinden en in 1552 verhuist het gezin naar de Twaalfmaandenstraat, een zijstraatje van de Meir dat uitgeeft op de Handelsbeurs, waar Christoffel en Jeanne gunstig zitten voor rijke kooplui met hun bewerkte leren juwelenkoffertjes, gebonden boeken en fraai kant. Plantijn start hier in 1555 als drukker.

Vaak wordt verteld, dat die overschakeling naar het drukkersvak pure noodzaak was. Christof zou op een duistere nacht op de Meirbrug zijn lastiggevallen door twee dronkenlappen, die hem met een degen een verwonding hadden toegebracht aan zijn hand, waardoor boekbinden niet langer doenlijk was. Maar dat is een goed verzonnen verhaal, in 1604 uitgebracht door kleinzoon Balthasar Moretus als ontstaansgeschiedenis van het bedrijf. Het was ongetwijfeld een leugen om bestwil, want de realiteit was niet iets om in de Spaanse Nederlanden trots mee naar buiten te komen.

Wat gebeurde er werkelijk? Plantijn ontmoet de Hollandse koopman Hendrik Niclaes, die de elitaire sekte Huis der Liefde heeft gesticht. Intellectuelen en handelaars voelen zich wel aangetrokken tot de mystieke leer van Hendrik, met als kernidee dat de zin van het leven een spirituele hereniging met het Opperwezen is. Vooral de religieuze verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden trekt intellectuelen aan in een tijd waarin de Roomse Kerk juist fel van leer trekt tegen elk hervormingsgezind idee. Niclaes verplicht zijn aanhangers echter wel om zich openlijk aan te sluiten bij een erkende kerkgemeenschap, om zo het eigen leven en dat van medebroeders niet in gevaar te brengen. Plantijn zal dan ook zijn hele leven voor de buitenwereld een goed katholiek gelovige blijven.

Hendrik Niclaes ziet in dat hij voor het verspreiden van zijn ideeën gebruik moet maken van een modern medium, in zijn dagen is dat de drukpers. Hij en andere sekteleden brengen het geld bijeen waarmee Christoffel Plantijn zijn eerste drukpers en drukbenodigdheden kan aanschaffen. Voorwaarde is natuurlijk dat hij de anonieme geschriften van Niclaes zal drukken en Christoffel ruikt zijn kans om een eigen bedrijf uit te bouwen. Hij verhuist in 1557 naar de Kammenstraat in de drukkerswijk en vestigt zich in een pand net buiten de vesten dat de Gulden Eenhoorn heet, maar dat hij in 1561 herdoopt tot Gulden Passer. Hier ontstaat een gevaarlijke situatie. Terwijl Christoffel op zakenreis is in Parijs valt het gerecht in maart 1562 bij de drukkerij binnen en vindt daar een calvinistisch pamflet, de ‘Briefve instruction pour prier’. Drie aangehouden drukkersgezellen verklaren weliswaar dat ze op eigen houtje hebben gehandeld, maar Plantijn verkiest de uitslag van het gerechtelijk onderzoek in Parijs af te wachten, want in de kettersplakaten staat dat de patroon verantwoordelijk is voor wat zijn personeel uitricht. Intussen mag Jeanne in Antwerpen de boel overeind houden, terwijl er vijf dochters in leeftijden tussen 1 en 15 jaar op te voeden zijn. Dat lukt dan ook niet, op 28 april 1562 wordt op verzoek van schuldeisers de hele inboedel van de drukkerij openbaar verkocht.

Als Christoffel in september 1563 hoort dat de rechtszaak zonder gevolg voor hem is geklasseerd, komt hij meteen naar huis, waar het er dus niet echt rooskleurig uitziet. Maar gelukkig zijn er enkele calvinistische financiers onder leiding van Cornelis van Bomberghen, die wel toekomst zien in Plantijns ‘Officina Plantiniana’, zoals zijn bedrijf heet. Op 26 november 1563 wordt een contract opgemaakt, waarbij een compagnie – een naamloze vennootschap, n.v. – wordt opgericht en Plantijn met het hem ter beschikking gestelde geld opnieuw een drukkerij met tweedehands persen kan installeren in de Gulden Passer, nu in het pand De Valk, ook aan de Kammenstraat, maar nu binnen de vesten, tussen de huidige Gier- en Bergstraten. Dat loopt meteen uitstekend, maar onder aandrang van zijn calvinistische partners helpt Christoffel eind 1566 in Vianen nabij Utrecht – een heerlijkheid van Hendrik van Brederode, een van de voormannen van de Geuzenopstand tegen Filips II - een drukkerij oprichten in opstandig gebied, die dus anti-Spaanse geschriften zal produceren. In feite een daad van hoogverraad, waarop de doodstraf staat bij ontdekking. Intussen heeft op 20 augustus 1566 in Antwerpen de Beeldenstorm huisgehouden, waarbij onder meer de beelden in de kathedraal zijn vernield. Drie van Plantijns zakenpartners hebben zich in die dagen als calvinisten geuit en wanneer in 1567 vanuit Spanje de hertog van Alva naar de Nederlanden wordt gezonden, kiezen ze het hazenpad en ontvluchten de Zuidelijke Nederlanden. Nu wordt hun compagnie in 1567 ontbonden met voor Christoffel gunstige voorwaarden, want hij kan zijn drukkerij in de inmiddels tot Gulden Passer omgedoopte Valk behouden en blijft ook over voldoende werkkapitaal beschikken.

Hoewel in maart en april 1567 de drukkerij in Vianen is opgedoekt en al het materiaal plus de drukker over de Duitse grens zijn verdwenen, vreest Christoffel Plantijn niettemin dat zijn medewerking aan dit project alsnog aan het licht zal komen. Hij is doodsbang en begint nu aan allerlei belangrijke relaties brieven te schrijven waarin hij zijn genegenheid aan de katholieke Kerk en voor koning Filips II uitvoerig aan bod laat komen. Hij benadert zelfs Gabriël de Çayas, secretaris van Filips II, met het voorstel om de Polyglot-Bijbel van Alcalá opnieuw uit te geven. En jawel, in september 1567 krijgt hij bericht dat het Zijne Katholieke Majesteit behaagt zo’n onderneming te patroneren en te subsidiëren. Dat project wordt het magnum opus van Plantijn: acht monumentale delen in vijf talen (Latijn, Grieks, Hebreeuws, Syriak en Aramees) onder leiding van de beroemde Spaanse theoloog Benedictus Arias Montanus, die in maart 1568 naar Antwerpen komt - en afgewerkt in de recordtijd van vijf jaar, daarmee de grootste typografische verwezenlijking van de hele 16de eeuw. Filips II beloont Christoffel met de titel architypographus – aartsdrukker. Maar let wel, dat project komt gereed in 1573 en is volledig gedrukt in de Kammenstraat en niet aan de Vrijdagmarkt, waar nu het museum is gevestigd.

Hoewel de Polyglot-Bijbel of Biblia Regia veel prestige oplevert voor de Officina Plantiniana is het financieel geen vetpot. Gelukkig verleent Filips II Plantijn op 1 februari 1571 het alleenrecht voor de aanmaak en de verkoop van missalen, brevieren en getijdenboeken voor Spanje en die zullen in grote aantallen geproduceerd worden en dat doet wel het geld binnenstromen. De drukkerij die begin 1568 over vijf persen beschikt, heeft er in 1575 al zestien draaien en is daarmee de grootste typografische onderneming van Europa. Er zijn zo’n tachtig mensen in dienst, die twaalf tot dertien uur per dag werken, waarbij drie tot vier vellen per minuut van onder de handpersen komen. De proeflezers zijn hooggeschoolde wetenschapslui als Cornelis Kiel (Kiliaan) uit Duffel, grondlegger van de Nederlandse lexicografie, hij stelt een eerste woordenboek samen.

Maar het is duidelijk dat de ruimte aan de Kammenstraat veel te klein wordt en in 1579 kan Plantijn van de erfgenamen van de Spaanse koopman Martin Lopez een terrein kopen dat grenst aan de Vrijdagmarkt en de Heilige Geeststraat en doorloopt tot de achterzijde van huizen aan de Hoogstraat. Aan de Vrijdagmarkt staat echter nog een rij van zeven huisjes voor het terrein, dat enkel toegankelijk is via een smalle doorgang op de plaats van de huidige ingang van het museum. Aan de zuidkant grenst het terrein aan een rui, een stadsgracht waar bij vloed het Scheldewater in stroomt, dat er bij eb weer uitloopt. De huidige Steenhouwersvest ligt naast die door Plantijn overwelfde rui. Aan die kant van het terrein laat Plantijn zijn drukkerij bouwen, maar enkel het gelijkvloers en een zolder, nog niet de verdieping die er vandaag op staat. (Die vierde gevel die de binnentuin omsluit staat niet op de foto’s, wel de binnenkant, de drukkerij - rij 9 foto 2 en rij 4 foto 1, een van de oudste persen.) In 1580 kan de drukkerij aan de Vrijdagmarkt van start gaan. Plantijns boekwinkel blijft wegens plaatsgebrek echter aan de Kammenstraat gevestigd, waar het pand nu zijn originele naam De Valk terugkrijgt om het onderscheid met de nieuwe Gulden Passer te maken.

Aan de noordzijde van het terrein, waar de Heilige Geeststraat loopt, laat Plantijn drie huisjes bouwen met de namen Coperen Passer, IJzeren Passer en Houten Passer. Een bestaand koetshuis laat hij ombouwen tot vierde woning, de Zilveren Passer. Deze woningen worden gedeeltelijk verhuurd, om zo bij te dragen in de kosten van de aanschaf van het terrein en de bouw van de drukkerij In 1584 bouwt iemand naast de Coperen Passer nog een huis, ’t Vosken.

Intussen is er in Antwerpen wel het een en ander gebeurd. Van 4 tot 6 november 1576 woedt hier de Spaanse furie. Een Spaanse bankroet heeft ertoe geleid dat de soldij van het Spaanse garnizoen niet uitbetaald wordt en muitende Spaanse soldaten trekken de stad binnen om zich dan maar zelf van geld te voorzien via afpersing en uitmoording van talrijke burgers en het in brand steken van het stadhuis. Dat heeft als averechts gevolg dat Antwerpen nu de kant van de opstandelingen – de Staatsen - kiest in de sinds 1568 woedende Tachtigjarige Oorlog. Er komt een calvinistisch stadsbestuur en om het hoofd boven water te houden gaat Christoffel voor beide strekkingen werken, hij wordt zelfs in 1578 op eigen verzoek de officiële drukker van de Staten-Generaal, het leidende bestuursorgaan van de opstandelingen, en het jaar daarop werkt hij eveneens voor het Antwerpse stadsbestuur dat ook uit calvinisten bestaat. Zelf blijft Plantijn in naam katholiek, maar wanneer hij tijdens zakenreizen in Holland in 1579 een leerling van Hendrik Niclaes leert kennen, een zekere Hendrik Janssen die zich Barrefelt noemt, wordt hij opnieuw een overtuigd aanhanger van diens geloofsideeën.

Maar voor Christoffel Plantijn zich helemaal aan de kant van de opstand kan scharen wordt hem in brieven van Gabriël de Çavas duidelijk gemaakt dat men in Spanje wel begrijpt hoe moeilijk zijn situatie is, maar dat men hem niets zal verwijten wanneer hij het Spaanse bewind niet provoceert. Die geruststelling brengt Plantijn ertoe zich neutraal te gaan opstellen. In feite wedt hij op twee paarden, want het blijft onduidelijk wie deze strijd zal winnen.

Wanneer de nieuwe landvoogd Alexander Farnese in 1582 Lier heeft ingenomen en dus stilaan Antwerpen nadert, neemt Plantijn maatregelen om zijn bedrijf te redden indien het bij inname van de stad verloren zou gaan. Christoffel heeft dat kunnen voorkomen bij de Spaanse furie door een enorme som aan brandschattingslosgeld op tafel te leggen, maar vreest dat hij bij een herhaling van zo’n gebeuren het niet zal overleven bij gebrek aan middelen voor zo’n afkoopsom..In 1582 richt hij daarom een tweede drukkerij op in Leiden, dus in het door de opstandelingen beheerste gebied. Leiden is een universiteitsstad en daar zijn dus mogelijkheden voor een drukker. Hij wordt ter plaatse aanbevolen door Joost Lips, als humanist beter gekend onder zijn gelatiniseerde naam Justus Lipsius, een man die in Overijse is geboren, maar op dat moment in Leiden les geeft. Plantijn vestigt in Leiden de eerste wetenschappelijke uitgeverij en boekhandel in de Noordelijke Nederlanden. Zijn schoonzonen Frans van Rafelghem (Raphelengius) – gehuwd met oudste dochter Margaretha – en Jan Moerentorf (Moretus) – gehuwd met dochter Martina – leiden intussen de Antwerpse onderneming. Bij het beleg van Antwerpen door Farnese komt de productie vrijwel stil te liggen, er is nog één pers in werking met vier personeelsleden.

Wanneer burgemeester Filips van Marnix van Sint-Aldegonde echter op 17 augustus 1585 op kasteel Singelberg in Beveren de kapitulatie van Antwerpen tekent, besluit Christoffel Plantijn meteen om naar Antwerpen terug te keren. Maar dat verloopt niet zo vlot, doordat de wegen intussen erg onveilig zijn geworden en het is pas in oktober dat hij weer aan het werk kan als Drucker der Coninclijcke Maiesteyt. Schoonzoon Raphelengius wordt dan calvinist en zal vanaf 1586 de Leidse drukkerij overnemen.

Alexander Farnese geeft de Antwerpse calvinisten drie jaar tijd om ofwel zich opnieuw met de katholieke Kerk te verzoenen, ofwel de stad te verlaten. Veel kooplui en ervaren vaklui kiezen voor het laatste en zullen door hun emigratie naar het noorden sterk bijdragen tot de opkomst van steden als Amsterdam, Haarlem, Leiden en andere in de 17de eeuw. Antwerpen daarentegen ondervindt een economische terugval en ook Plantijns bedrijf draagt daar mee de gevolgen van. Hoewel er een verschuiving optreedt van religieuze naar wetenschappelijke werken, waarvan de Officina Plantiniana de belangrijkste uitgever wordt, moet Plantijn uit geldgebrek toch weer overschakelen op vrome publicaties en contrareformatorische propaganda voor een regionaal publiek. Op 1 juli 1589 overlijdt een ietwat teleurgestelde Christoffel Plantijn, maar hij laat een kapitaal na van 136.000 florijnen voor zijn erfgenamen. Hij wordt begraven in het koor van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, waar later een geschilderd drieluik boven zijn graf wordt aangebracht. In de 34 jaar van zijn carrière als drukker heeft hij, naast talrijke verordeningen en formulieren voor overheden, in totaal 1863 werken gepubliceerd, gemiddeld 55 per jaar. Die vonden hun weg naar lezers in de Nederlanden, het Duitse Rijk, Frankrijk, Spanje, Italië en Engeland. Christoffel zou met recht en reden kunnen zeggen: ‘Over mijn leven zou ik een boek kunnen drukken, meneer!’

Bij de verdeling van de erfenis krijgen Frans Van Rafelghem en Margaretha Plantijn het Leidse bedrijf, terwijl Jan Moerentorf en Martina Plantijn de Antwerpse Gulden Passer erven. Van de huisjes in de Heilige Geeststraat wordt de Coperen Passer verkocht, de IJzeren, Houten en Zilveren Passer worden verdeeld onder de drie dochters van Plantijn die zelf geen bedrijf erven.

Jan Moerentorf, bekender als Jan I Moretus, was al op zijn veertiende in dienst bij Plantijn als hulp in de boekenwinkel. Naast het Nederlands beheerst hij ook het Frans, Italiaans, Spaans, Duits, Grieks en Latijn, kortom een man met een talenknobbel. Hij had ook wel een Franse vader en een Italiaanse moeder. In 1565 neemt hij naast de winkel ook de boekhouding van de Gulden Passer voor zijn rekening en na zijn huwelijk met Plantijns tweede dochter Martina wordt hij de rechterhand van zijn schoonvader. Hij is het, die geregeld voor Plantijn naar de internationale boekenmarkt in Frankfurt gaat, nog steeds bekend als de Frankfurter Messe.

Jan mag dan wel een complete drukkerij-uitgeverij erven, een echt bloeiend bedrijf kan de Officina Plantiniana op dat moment niet worden genoemd. Er is een constant gebrek aan liquide middelen, van de zestien persen zijn er nog vier in werking en het aantal personeelsleden is teruggevallen van 56 drukkersgezellen en zetters tot hooguit 16 man. En daarnaast moet Jan nog grote sommen geld afbetalen aan zijn mede-erfgenamen, want je kan natuurlijk niet zo’n hele drukkerij erven, terwijl drie andere dochters amper een klein huisje krijgen. Om te kunnen starten leent hij tegen behoorlijke interest het financiële erfdeel van wie geen aandeel in de zaak heeft gekregen. Jan Moretus houdt de zaak overeind dankzij het privilege voor het drukken van liturgische werken in de Nederlanden, zijn benoeming tot officieel drukker van de stad Antwerpen en het drukken voor de jezuïeten, de stoottroepen van de contrareformatie, die het geestelijk leven in de katholieke zuidelijke Nederlanden beheersen. Verder is het vooral zijn herstellen van de banden met het Spanje van Filips II, dat hem weer de mogelijkheid geeft om deel te nemen aan de productie van liturgische werken voor Spanje en de Spaanse koloniën vanaf 1607. Wetenschappelijke publicaties van onder meer Justus Lipsius krikken verder de productie op, zodat er na de eeuwwende van de 16de naar de 17de eeuw weer zeven persen werken met 27 werknemers op de payrol. Primeerde bij Christoffel Plantijn de inhoud van het drukwerk, dan gaat Jan sterke aandacht schenken aan de vorm: lettertype, illustratie, lay-out. Maar van grote verbouwingen aan de bedrijfspanden of nieuwbouw is tijdens het CEO-schap van Jan Moretus geen sprake.

Wanneer Jan I Moretus op 22 september 1610 overlijdt op 67 jaar, heeft hij van zijn drie zonen en twee dochters bij testament Balthasar en Jan II tot opvolgers in het bedrijf aangeduid. Jan II Moretus blijkt van hen beide de zakelijkste te zijn, terwijl Balthasar I Moretus (rij 3 foto 5, portret door Erasmus II Quellin) de intellectueel is, die voor een aangeboren verlamming aan zijn rechterzijde compensatie heeft gezocht in geestelijke ontwikkeling en na studie aan de Antwerpse kapittelschool nog als huisgenoot privé-onderricht heeft gekregen van Justus Lipsius in Leuven. Hij zal dan ook de artistieke leiding over de Officina Plantiniana op zich nemen. Deze Balthasar I heeft sinds de kapittelschool ook een interessante jeugdvriend, Pieter Paul Rubens. Die wordt een beroemd schilder en werkt regelmatig mee aan barokke boekillustraties of titelpagina’s voor de luxe uitgaven van het bedrijf. En kan Rubens eens niet, dan mag zijn leerling Erasmus II Quellin even inspringen. Nu ging dat verwerken van illustraties destijds niet zo simpel als vandaag. Elk getekend ontwerp moest door graveurs overgebracht worden op koperplaten om ze te kunnen drukken. Een graveur werd dan ook beter betaald dan de ontwerper. De belangrijkste graveur die met een eigen atelier voor de Moretussen werkt is Theodoor Galle, maar die is dan ook getrouwd met Catharina Moretus, een zus van Balthasar en Jan II. Onder de artistieke leiding van Balthasar I bereikt de drukkerij een artistiek hoogtepunt. Wanneer Jan II Moretus op 11 maart 1618 overlijdt, zet Balthasar het bedrijf verder met drukker Jan Van Meurs als vennoot tot maart 1629. Dan gaat Balthasar eerst alleen verder, om vanaf 1632 een zoon van Jan II mee in het bedrijf op te nemen en dat is dan Balthasar II.

Het is Balthasar I Moretus die de bedrijfspanden grotendeels de huidige vorm zal geven. Daar begint hij na de dood van Jan II aan, in oktober 1620. Als artistiek gevoelig man is het esthetische uitzicht bij hem minstens zo belangrijk als de efficiëntie van de werkruimten. Bovendien begint hij met een fraaie woning, die hij achter de rij van zeven huisjes aan de Vrijdagmarkt laat optrekken. Op de benedenverdieping van deze westgevel (rechts op de grote foto) komen drie saletten, ofwel pronkkamers, vandaag zijn dat de zaal van de wandtapijten, het groot salon en de handschriftenzaal. Op de bovenverdieping wordt huiselijker geleefd, nu zijn daar de Max Horn-zaal, de tweede en de grote bibliotheek met lindenhouten bustes van apostelen en pausen en plaasteren bustes hogerop van Griekse en Romeinse geleerden en keizers, plus Parijse globes uit 1751 (rij 7 foto 1).

Ook de achtergevels van de reeks Passer-huisjes aan de Heilige Geeststraat zijn Balthasar een doorn in het oog. De Houten Passer is al in 1608 weer aangekocht door Jan I Moretus, de IJzeren Passer wordt in 1620 door Balthasar opgekocht, evenals ‘t Vosken. Maar de Coperen en de Zilveren Passer blijven nog in bezit van andere eigenaars. Dus echt afbreken kan Balthasar die huisjes niet, daarom kiest hij voor een gevel met onderaan een galerij en daarboven ruimte voor de gieterij, want bij de Officina Plantiniana gieten ze zelf de loden drukletters. Onder de galerij bevindt zich het Leeuwentrapje met op een houten pijler een leeuwtje als schildhouder van de wapens van Balthasar III en diens vrouw Anna-Maria de Neuf, werk van Paulus Dirickx uit begin 17de eeuw en een 17de-eeuwse marmeren pomp met koperen spuwer.

In 1623 begint Balthasar met het versieren van de gevels met borstbeelden. Eerst komen de oude gevel van de drukkerij en de oudere westgevel aan de beurt met grootvader Christoffel Plantijn, vader Jan I Moretus en hun vriend Justus Lipsius, die tegen dat oude stukje westgevel mag hangen – allemaal werk van beeldhouwer Hans van Mildert.

Bij de bouwcampagne van 1637-1639 wordt er een verdieping op de drukkerij aangebracht, waar nu de kleine bibliotheek, de Moretuszaal en de Rubenszaal zijn. Maar vooral wordt nu de westzijde (links op de grote foto) van het binnenplein aangepakt, waar een groot nieuw stuk gevel zal komen. Balthasar kent weliswaar de nieuwe barokstijl zoals Rubens die in zijn woning aan de Wapper heeft getoond, maar wil toch graag een eenheid in zijn bedrijfsgebouwen en zo zijn de gevels rond deze binnentuin allemaal in klassieke renaissancestijl gehouden. In die nieuwe westvleugel vind je vandaag de keuken, de proeflezerskamer (rij 2 foto 4, jammer genoeg zonder het belangrijkste meubelstuk, de tafel met correctorenbanken), het kantoor van Plantijn en de eerste Moretussen (rij 8 foto 2, het goudleerbehang) een kamer gewijd aan Justus Lipsius met een portret van de stervende wijsgeer Seneca, geschilderd door Rubens (rij 8 foto 1). In aansluiting daarop de humanistenkamer. Op de verdieping zijn de archiefkamer, het 18de-eeuwse salon (rij 5 foto 1) en de zaal van de Antwerpse drukkers te bezichtigen.

Balthasar koopt als eigen woning de Bonte Huyt, een huis in de Hoogstraat dat aan de achterkant paalt aan het bedrijfsterrein. Via een smalle gang wordt daar een toegang vanuit de Hoogstraat gemaakt naar de boekenwinkel, die in de nieuwe noordelijke vleugel wordt ondergebracht met op de verdieping de boekhouding. Om die klanteningang te accentueren wordt in de Hoogstraat in 1639 een fraai stukje beitelwerk van Arthus Quellin aangebracht met het logo en de kenspreuk Labore et Constantia, links geflankeerd door Hercules vanwege zijn twaalf werken – labore, labore! - en vrouwe Constantia aan de andere kant.

Na de dood van Balthasar I op 8 juli 1641 komt zijn dan 26-jarige neef Balthasar II Moretus (rij 3 foto 1) aan het hoofd van de Officina Plantiniana. Hij is geen intellectueel, maar wel een handig zakenman, wat van pas zal komen in de woelige tijden die volgen. Bij het Verdrag van Munster dat in 1648 een einde maakt aan de Tachtigjarige Oorlog wordt namelijk ook de Schelde afgesloten door de noord-Nederlanders, waardoor Antwerpen dus van een uitweg naar zee wordt beroofd. Dat is nu niet van primordiaal belang voor een drukker, maar wel voor de handel en nijverheid, dus voor de economie. Was Antwerpen na de overgave aan Farnese al een deel van zijn talent kwijtgeraakt, dan was toch de eerste helft van de 17de eeuw een goede periode voor de luxe-industrie van retabels en schilderijen, met namen als Rubens en Jan Breughel. Jawel, het was ook de tijd van Antoon Van Dyck, maar die was grotendeel in het buitenland werkzaam. In die maatschappelijke situatie moet Balthasar II zich opnieuw terugplooien op de productie van liturgische en godsdienstige werken, maar dat lukt hem uitstekend, vaak zijn er 11 persen tegelijk in werking en er wordt volop geëxporteerd. Bovendien was Balthasar op 23 juli 1645 rijk getrouwd met de zeer bemiddelde Anna Goos. Onder de wetenschappelijke producties die tijdens zijn leiding van de pers rollen is wellicht het meest bekend Rembert Dodoens' Cruydt-boeck uit 1644.

Balthasar II vindt die smalle klanteningang via de Hoogstraat geen goed idee, dus besluit hij in 1644 dat kopers voortaan door de grote poort aan de Vrijdagmarkt binnen mogen komen. Het beeldhouwwerk van het logo aan de Hoogstraat wordt daarheen verplaatst, waar je het nog steeds kan zien (rij 1 foto 5). Op de plaats van die oude smalle entree wordt nu de zuilengalerij van de noordgevel een stukje verdergezet in de westgevel, waar dan een nieuwe ingang komt naar de winkel. Later wordt die winkel verplaatst naar de IJzeren Passer, waar je die vandaag nog kan bekijken (rij 6 foto 3). Je ziet er naast een goudweegschaaltje ook een toetssteen, waarop de klank van metalen munten werd gecontroleerd. Er waren nogal uiteenlopende muntsoorten in zwang bij zo’n internationaal actief bedrijf, dus was het nodig zich tegen valsemunterij te beschermen.

De traditie van het versieren van de gevels met borstbeelden wordt door Balthasar II voortgezet. In 1642 mogen oom Balthasar I (rij 8 foto 5) en in 1644 vader Jan II zich tegen de gevel koesteren, beide werk van Arthus Quellin. Na de dood van Balthasar II op 26 maart 1674 zorgt zijn opvolger zoon Balthasar III dat er van zijn vader in 1683 een buste wordt aangebracht boven de galerij, een werkstuk van Pieter Verbruggen (rij 5 foto 4). Sinds 1730 hangt Balthasar IV links van hem, terwijl Joannes Jacobus Moretus hem rechts sinds 1757 vergezelt. Wie deze twee borstbeelden heeft gemaakt weet geen mens. En Balthasar III zelf? Al in 1700 is boven de doorgang vanaf de binnenplaats naar de Vrijdagmarkt een door Joannes de Cock gebeitelde buste van hem aangebracht in een niet te mager kader (rij 3 foto 2).

Nu hebben we het de hele tijd gehad over de gebouwen rond de binnentuin, maar er is natuurlijk ook de brede gevel aan de Vrijdagmarkt. Het valt moeilijk voor te stellen dat tot 1761 zo’n internationaal bedrijf vanaf die plek enkel via een smalle doorgang naar dat binnenterrein toegankelijk was, die zich tussen kleinere huizen door wrong. Die situatie verandert pas wanneer Franciscus Joannes Moretus (rij 5 foto 5) daar tussen 1761 en 1763 na sloping van vijf kleine huisjes een fraaie patriciërswoning voor zichzelf laat bouwen door Engelbert Baets, neef van de beroemdere Jan-Pieter van Baurscheit Jr. Die machtige gevel in Louis XV-stijl is wel slechts één kamer diep, want verder sluit hij aan op de renaissancegevel aan de binnentuin. Doel van deze nieuwbouw was het creëren van eigentijdsere en luchtigere woonvertrekken. Meteen was er ook een prachtige entree geschapen met een fraaie poort (rij 1 foto 5) en een breed driehoekig fronton dat drie traveeën omhelst.

Wat vandaag opvalt aan deze gevel is het kleurverschil van het stuk onder en links van dat fronton en de vijf raampartijen die rechts daarvan oprijzen. Dat komt doordat op 2 januari 1945 een V1 op de Vrijdagmarkt inslaat. Inderdaad, dat is de oorzaak dat je rond dit plein allemaal naoorlogse huizen ziet. De gevel van Plantin-Moretus was ook flink beschadigd en is dus deels herbouwd. Het donkere deel is origineel met een bekleding van Grimbergse zandsteen, het lichtere gedeelte is herbouwd met grijze Euvillesteen. Die Euvillegevel gaat richting Heilige Geeststraat over in een neoklassieke natuurstenen gevel uit 1937 – ook herbouwd na WO II -, waarin het Stedelijk Prentenkabinet is ondergebracht, dat vanuit het Plantin-Moretusmuseum toegankelijk is.

Met Franciscus Joannes Moretus zitten we al aan de generaties Moretussen die de drukkerij nog in gang houden, maar zelf meer geïnteresseerd zijn in andere zaken. Zo is Joannes’ compagnon Balthasar IV vooral een speculant in buitenlandse waarden, terwijl Joannes zelf een groothandel in allerlei artikelen leidt en zijn geld belegt in obligaties en aandelen, onder andere in de Oostendse Compagnie, een weliswaar naar de kuststad genoemde zeevarende handelsmaatschappij, maar die vooral met Antwerps kapitaal werkte. Dankzij de liturgische productie blijft de Officina Plantiniana rendabel, zij het op veel kleinere schaal dan voorheen, totdat Edward Moretus in 1866 het laatste boek van de Gulden Passerpersen laat rollen en op 20 april 1876 alles verkoopt aan de stad Antwerpen. Op 19 augustus 1877 worden de gebouwen voor het publiek opengesteld als museum met Max Rooses als eerste conservator. Sinds 2005 is dit in feite industrieel complex als UNESCO werelderfgoed beschermd.


Herman Vanclooster: 'Schitterende plek. Architectonisch, cultuur-historisch. Draag zorg voor die schat (ten)! Oorlogen kosten miljoenen stommiteiten teveel. Herinnering aan de V-bom die de vrijdagmarkt verwoestte! ' Ann Driessen: 'Aanrader!'



Français
English




Sponser
Belgium
View
Home
Bronnen
Privacy