Hugo Van hunsel: 'De Bourlaschouwburg werd gebouwd door Pierre
Bourla 1829 -1834. Als voorbeeld golden de grote schouwburgen van Europa die
opgetrokken waren in neoclassistische stijl. De rotondegevel werd opgesmukt
met een beeldengalerij die Apollo en de negen muzen voorstelt.
Een grondige restauratie werd beëindigd in 1993 en was dan ook het attractiepunt tijdens
Antwerpen culturele hoofdstad van Europa.' Hubert Temmerman: 'Kan U me soms zeggen
wat er in 't midden op het dak van de Bourlaschouwburg staat ? en is dit soms een symbool
van een bepaalde stad ? reeds mijn welgemeende dank bij voorbaat Temmerman H .'
Wie weet dit?? Frits Schetsken: 'Antwoord aan Hubert Temmerman: Op de nok van de
Bourlaschouwburg staan een lier en een masker, muziek en toneelspel dus. ' Frits
Schetsken: 'Vanaf 1553 staat hier het Tapissierspand, een verkoophal met opslagkelders
voor de tapijthandelaars. Als begin 18de eeuw die tapijthandel teloor is gegaan, mogen
vanaf 1710 de Aalmoezeniers een deel van het gebouw gebruiken voor toneelvoorstellingen,
waarvan de opbrengst ten goede komt aan hun Heilige Geesttafel, een steunfonds voor de
armen, een middeleeuwse vorm van bijstandsuitkeringen. Voor de overwegend Franssprekende
burgerij worden rondtrekkende Italiaanse komedianten geëngageerd. Door dit Franstalige
theaterleven wordt de buurt bekend als Quartier Latin, wat dus niets te maken heeft met
studenten, zoals bij de gelijknamige Parijse wijk.
Na een brand in 1753 bouwt Engelbert Baets binnen het Tapissierspand een nieuwe zaal,
nu specifiek voor theateropvoeringen. Koning Willem I der Nederlanden krijgt het in 1815
na de Slag bij Waterloo ook in Antwerpen voor het zeggen en verleent aan die zaal in 1816
het predicaat 'Théâtre Royal'. Op Willems verzoek ontwerpt de nieuwe stadsbouwmeester
Pierre Bruno Bourla in 1827 een nieuwe schouwburg ter vervanging van dit oude theater. Het
Tapissierspand wordt in 1829 gesloopt en nog tijdens het Nederlandse bewind wordt met de
nieuwbouw gestart. Die komt echter pas gereed in 1834, wanneer intussen een nieuwe staat
is ontstaan: het onafhankelijke België onder Leopold I.
Opvallend aan Bourla's schouwburg is de rotonde vooraan, waarboven een halfronde foyer
is uitgebouwd. De inspiratie daarvoor heeft Pierre opgedaan bij het Parijse Théâtre
Feydeau, maar ook bij een ontwerp uit 1822 van zijn oom Bruno Renard voor de
Doornikse concertzaal, waaraan een halfronde overdekte markt is toevoegd.
In Antwerpen was de rotonde bedoeld om de bezoekers toe te laten met hun koetsen een
overdekte ruimte binnen te rijden en zo bij regenweer droog te blijven. Vandaag kan dat
niet langer, omdat dit gedeelte nu trappen heeft en deel is gaan uitmaken van de
entreehal.
Aan deze 90m² grote schildering heeft de Antwerpse kunstenaar Jan Vanriet zes weken
gewerkt in putje winter 1992-'93, gehuld in een dikke laag truien en met vingerloze
handschoenen op een stelling liggend, terwijl het spoelwater voor zijn kwasten stond te
bevriezen. Het werk omvat drie in elkaar overlopende taferelen, gebaseerd op een tractaat
over het Franse theater uit Diderots ‘Encyclopédie’.- Links: het menselijke aspect
van theater, de acteur die in de huid van zijn personages kruipt, gesymboliseerd door een
duimafdruk.
- Midden: het didactische aspect van theater, gezien als een reeks technische
onderdelen uit de theatermachinerie.
- Rechts: het dramatische aspect van theater, een
uitvergroting van een reeds bestaande litho van Vanriet, ‘De oude strijd’ geheten en
refererend naar het bekende werk van Edvard Munch ‘De Schreeuw’.
De sterrenhemel verwijst naar de droom van het theatergebeuren en maakt meteen het
kleurenpalet afwisselender. Helemaal links een combinatie van vier scheepsseinvlaggen. Die
verbinden het theater met Antwerpen als havenstad en vormen het woord COUR, de theaterterm
'côté cour' voor rechts van de scène, tegenover 'côté jardin' voor links. Dit
theaterjargon dateert uit de tijd van Molière, toen in adellijke huizen werd gespeeld met
enerzijds een binnenplaats (cour) en anderszijds een tuin (jardin). Zo was voor de spelers
echt duidelijk van welke zijde ze moesten opkomen of afgaan, want 'links' en 'rechts'
veranderen telkens als je op de scène ronddraait.
In de bovenhall staat een houten model van het oude theatermechanisme, dat nog steeds
aanwezig is in de theatertoren.
De Foyer op de bel-étage (1ste verdieping):Oorspronkelijk bedoeld
als zaal voor concerten van kamermuziek en expositieruimte, wordt deze halfronde zaal al
snel als koffiezaal in gebruik genomen. Het is een pronkstuk vol Pompeïsch rood, spiegels
en Ionische pilasterzuilen met bladgoud. In 1834 zijn de plafonddecoraties met de lier en
dierenriem aangebracht. Een deel daarvan is in 1992 door Praagse studenten van een
kunstacademie gerestaureerd, maar dat bleek voor hen eigenlijk gewoon herschilderen te
betekenen, zodat het project niet is voortgezet. Pieter Dens, opvolger van Bourla, maakt
van een brand van 1863 gebruik om het gebouw te vergroten en de binneninrichting aan te
passen aan de smaak van het moment, de Napoléon III-stijl, naar het voorbeeld van de
Parijse Garnier-opera. Hij brengt de koperen lusters in de foyer aan in 1865. Componist
Albert Grisar, die roem oogst in Parijs, is een telg uit een Antwerps-Duitse familie. Zijn
witmarmeren beeld is van Jacques De Braeckeleer – broer van schilder Henri – en dateert
uit 1871.
Sinds 1998 vindt Het Toneelhuis, een fusie van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg
(KNS) en de Blauwe Maandag Compagnie (BMC), in dit theatergebouw onderdak.
Bourlaschouwburg van buiten:In de gevel van de rotonde zijn zestien borstbeelden
van toneelauteurs en operacomponisten aangebracht. Van links naar rechts passeren de
revue: Shak(e)speare, Terence (Terentius), Lopez de Vega, Racine, Mozart, Molière, Grétry,
P.Corneille, Schiller, Méhul, Van (den) Vondel, Eschyle (Aischulos), Gluck, Spontini,
Euripides, Sophocles. Wanneer mensen een tekort aan inspiratie hebben, kijken ze vaak naar
het plafond. Je ziet hier waarom: daar wonen namelijk de Muzen. Ze zijn hier alle negen
afgebeeld aan weerszijden van Apollo, god van de muziek. Op de dakrand van links naar
rechts: Cleo (geschiedenis), Erato (liefdespoëzie), Terpsychore (lyrische poëzie, dans),
Euterpe (fluitspel), Apollo himself, Melpomene (tragedie), Thalia (blijspel), Calliope
(epische poëzie, welsprekendheid), Urania (astronomie). En helemaal op de nok de muzikale
lier en het theaterale masker.'
Français English
  
|