Het Groot Begijnhof van Leuven werd rond 1230 gesticht, en is het
grootste van Vlaanderen. Het is een ommuurd begijnhof, met grotendeels woningen uit
de 16e en de 17e eeuw. Toen werden immers de oorspronkelijke, lemen
huisjes vervangen door stenen exemplaren. Rond 1600 woonden hier 300 begijnen.
Een aantal van de huizen zijn interessant op architecturaal vlak. Eén van de
huizen heeft een groot tentdak, dat bekroond wordt door een
kleine peerspits. Een ander huisje heeft nog
vakwerk en een overkragende
straatgevel. Ook kleine details zijn de moeite waard, zoals
een met voluten versierde pomp.
Met uitzondering van de begijnhofkerk en enkele huizen, werd in
1962 het geheel eigendom van de Leuvense Universiteit, waarna het geheel
gerestaureerd werd. Daarna werd het begijnhof een 'Universitaire Woonwijk'.
Frits Schetsken: 'Het Groot Begijnhof ligt aanvankelijk buiten de eerste Leuvense
stadswal aan de oevers van de Dijle en zou gesticht zijn door begijntjes uit Meldert
bij Hoegaarden begin 13de eeuw, wellicht in 1205 als we Joost Lips – Justus Lipsius –
mogen geloven. Wanneer Leuven rond 1360 een tweede omwalling aanlegt, komt het
begijnhof binnen de stad te liggen. Na een eerste bloei in de 13de eeuw en een
tweede bloeitijd omstreeks eind 15de, begin 16de eeuw telt het Groot Begijnhof
omstreeks 1700 zo’n 298 begijnen en 8 novicen, die in een honderdtal huizen wonen,
waarvan er zo’n tien conventen zijn, waar meer vrouwen samenwonen. Vanaf 1750 gaat
het aantal bewoonsters in een steeds dalende lijn achteruit. Uiteindelijk overlijdt
op 13 augustus 1988 het laatste Leuvense begijntje, zuster Julia. Zij is als Maria
Cesarina Wielandt in 1903 in Beveren-Waas geboren en wordt op haar negende wees,
nadat haar moeder in het kraambed is gestorven. Opgevoed in het Geestelijk Hof, een
weeshuis in Beveren, waar ze tot haar 21ste blijft wonen, gaat ze eerst als
dienstmeid werken op een kasteel in Brasschaat, daarna in het Antwerpse
Stuivenberggasthuis om dan in 1923 in te gaan op het voorstel van een neef
minderbroeder om begijn te worden. Zuster Julia komt zo als 21-jarige jonge vrouw
terecht tussen acht oude begijntjes, waarvan de jongste al in de vijftig en de oudste
tweeënnegentig is. Ze moet zich dan ook heel sterk aanpassen aan die zeer oude garde,
die niet gewend is aan jeugdige elementen in de groep. Julia houdt zich in leven met
wassen voor kloosters en herstellen van broeken voor paters. Terugblikkend op haar
leven in 1987 concludeert ze dat ze het niet zo zou overdoen, als ze opnieuw kon
beginnen. Maar ze heeft wel zowel de aftakeling van het begijnhof als de volledige
restauratie van nabij kunnen meemaken. Tijdens het Franse bewind komt het beheer
van het Groot Begijnhof in handen van de Hospices Civils de Louvain, waarna het na
het ontstaan van België overgaat naar de Commissie van Openbare Onderstand (COO) en
later OCMW. Omdat er intussen veel minder begijnen zijn, worden leegstaande huisjes
verhuurd aan arme gezinnen. Er wordt weinig aan onderhoud gedaan buiten een laagje
witkalk en onderaan een teerstrook tegen regenwater. De nieuwe bewoners houden zich
bezig met het toevoegen van allerlei bouwsels aan hun huizen, zodat het begijnhof
eruit gaat zien als de typische Belgische koterij. De COO ziet geen kans het
begijnhof tot beschermd monument te laten verklaren, zodat er ook geen geld voor
restauratie is. Eind 1961 wordt het totaal vervallen begijnhof met uitzondering van
de kerk te koop gesteld. De Franstalige Brusselse industrieel Van Massenhoven neemt
in oktober 1961 een koopoptie voor 15 miljoen frank voor het geheel en wil de huizen
als studentenkamers gaan verhuren. Door tussenkomst van de heer Mon de Goeye, die
contact opneemt met rector-magnificus Mgr. H. van Waeyenbergh van de Leuvense
universiteit, ziet Van Massenhoven af van de koop en wordt de universiteit eigenaar
van het Groot Begijnhof. In de verkoopakte van 28 november 1962 is ook de
verplichting vervat om het begijnhof gespreid over een aantal jaren te herstellen.
Dat gebeurt in de jaren 1963 tot 1972 onder leiding van professor Raymond M. Lemaire,
die daarvoor in oktober 1983 op het Leuvense stadhuis is geëerd als redder van het
begijnhof. De hoofdingang van het Groot Begijnhof bevindt zich in de Schapenstraat
en van daaraf zullen we nu de diverse foto’s in een rondgang door het ministadje
volgen. Vooraf even dit: hoewel het begijnhof diverse straten telt zijn alle huizen
doorlopend genummerd, dus niet per straat in pare en onpare nummers. De Rechtestraat
is de hoofdstraat van het begijnhof en loopt vanaf de hoofdingang – de Grote Poort –
helemaal door naar achteren tot aan de Aborg Poort. De nummering van de gebouwen
begint links van deze straat bij het Portierstershuis, waarna eerst alle huizen ter
linkerzijde van de Rechtestraat genummerd worden, waarna bij de Aborg Poort de
nummering overgaat naar de rechterzijde van de hoofdstraat, om zo terug te komen bij
de Grote Poort met het nummer 95. Het resultaat is dus dat tegenover nummer 1 het
nummer 95 ligt. Je stapt binnen door de Grote of Rechte Poort uit 1805, aan de
straatzijde in kalkzandsteen, aan de binnenzijde in baksteen. Meteen links het Portierstershuis (nr.1), waar begijntjes
niet enkel de poort moesten openen en sluiten en zicht houden op wie binnen en buiten
ging, maar ook aalmoezen moesten geven aan behoeftigen. Rechts zie je de Kerckekamer
(nr.94-95) – kleine foto 3 met de twee boogopeningen aan de Bovenstraat. In dit huis
uit 1698 vond de wekelijkse vergadering van de begijnenraad plaats. De vier
hofmeesteressen bespraken dan samen met de pastoor het beheer van het begijnhof. Hier
kwam ook de bisschoppelijke visitator geregeld luisteren naar wensen en klachten van
alle begijntjes, die dan werden genoteerd. In 1922 sticht professor-kanunnik Armand
Thiéry de Ordre des Enfants de la Mère de Dieu, Apôtres des derniers temps, een
zusterorde die in deze Kerckekamer haar klooster heeft. Thiéry woont vanaf 1947 zelf
een aantal jaren in het Portierstershuis, maar is vooral bekend geworden om zijn
bouwkundige activiteiten in de voormalige Sint-Geertrui-abdij nabij het Klein
Begijnhof, waar hij met afbraakmateriaal uit de oorlog herstellingen uitvoert. Binnen
in de Kerckekamer is er een half ondergrondse archiefkamer en een barokke bordestrap
naar de vergaderzaal, waar de barokschouw bewaard is gebleven. In de vloer onder de
beide portiekbogen ligt de grafplaat van begijn Cornelia Cluts uit 1676.
Wandel je de Rechtestraat verder in, dan loop je ter hoogte van de Middenstraat
kleine foto 4 binnen. Het straatje rechtdoor heeft zoals alle straatjes hier een heel
amalgaam van kasseien, uit kwartsiet van Dongelberg of Opprebais, leien van de Ourthe
of Martelange, kinderkopjes uit morenepuin, porfier uit Quenast en Lessines en zo
meer. Waar je op de foto links wat groen ziet, is een brugje over de Kleine Dijle,
een aftakking van de rivier de Dijle die door dit begijnhof loopt.
Maar voor je verder wandelt, kijk je eerst even rechts de Middenstraat in, waar je
de huisjes van de grote foto vooraan rechts ziet staan: nr.72 Sint-Helena en nr.71
Onze-Lieve-Vrouw-Onbevlekte Ontvangenis. Deze woningen zijn de oudste van het
begijnhof, ze dateren uit de jaren 1500. Alle andere lemen huisjes zijn rond 1650
vervangen door stenen huizen, omwille van het brandgevaar. De steile dakhelling wijst
er nog op dat hier vroeger een rieten dak was. Op het gelijkvloers is leem al
redelijk snel vervangen door steen, omdat opspattend regenwater het leem op korte
termijn weer week maakte, waardoor er brokken uit de muren loskwamen. De leem uit het
vakwerk is stilaan ook vervangen door steen en deze verstening maakte eigenlijk die
houten balken voortaan overbodig, ze zullen dan ook bij later gebouwde stenen huizen
worden weggelaten.
Nu verder de Rechtestraat volgend over het brugje, kom je op een klein pleintje
met daaraan het Convent van Chièvres (nr.39), het gebouw met het piramidale tentdak
en de peerspits – kleine foto 6. Dit gebouw stamt uit 1561 en is gebouwd met de
nalatenschap van Maria-Magdalena van Hamal, de kinderloze weduwe van de in 1521
gestorven Willem II van Croÿ. Willem koopt in 1485 van zijn vader de heerlijkheden
Beaumont en Chièvres, allebei in Henegouwen gelegen. Hij wordt in 1491 ridder van de
Orde van het Gulden Vlies en zal zich intensief gaan bezighouden met de opvoeding van
prins Karel van Luxemburg, de latere keizer Karel V. Willem haalt Karel weg bij tante
Margaretha van Oostenrijk en ze slapen zelfs enige tijd op één kamer. De invloed van
Willem op Karel is dan ook zeer groot, vanaf 1507 is hij samen met Adriaan Boeykens
(nvdr: Boeyens, niet Boeykens), de latere paus Adrianus VI, in feite de opvoeder van
de prins en hij zal later een van zijn belangrijkste raadgevers worden. In 1511 erft
Willem van zijn vader de heerlijkheid Aarschot en zal daar een markgraafschap en
later een hertogdom van maken, vandaar dat hij in Leuven als hertog
van Aarschot resideert op een kasteel. De peerspits verwijst naar de
hoektorens van dat kasteel in Heverlee, vandaag beter bekend als het kasteel van
Arenberg. Het Convent van Chièvres is nu in gebruik als congres- en seminarieruimte
van de universiteit. Binnenin bleef van de oorspronkelijke inrichting de overdekking
van de diverse ruimten met kinderbalken op moerbalken bewaard en de indrukwekkende
dakkap van het tentdak. Nu kan er samengekomen worden in kamers en zalen met de namen
Anna de Paepe, Florquin, Sint-Barbara, Sint-Gommarius, Van Hamaele en Willem van
Croÿ. Kies maar je favoriet.
Op de hoek met de Benedenstraat voor huisnummers 40-41 zie je een oude pomp staan
–
kleine foto 2. Deze pomp met twee zwengels en twee watermonden met saterhoofden en
een onderstel in blauwe hardsteen met wapenschild en jaartal 1684, hoort
oorspronkelijk niet thuis in dit begijnhof. Hij komt van het in 1889 afgebrande
alexianenklooster aan de Brusselsestraat in Leuven. Als je nu verder de
Rechtestraat afwandelt, kom je opnieuw over een brug, ditmaal over de hoofdtak van de
Dijle. In feite ben je nu over een soort eiland tussen twee Dijle-armen gepasseerd.
Het deel van het Groot Begijnhof waar je nu komt, heet het Spaans Kwartier en hier
liggen de huizen rond een groot grasplein. De oude naam voor dit gedeelte op de
linker Dijle-oever is Aborg, zeg maar Oude Burcht. Misschien stond hier het hof van
de eerste Leuvense graven, gezien ook de naam Ten Hove wordt gebruikt. Vroeger was
hier de boomgaard van het begijnhof, dat zich pas vanaf 1636 tot hier uitstrekt, dus
in de periode dat er veel begijntjes komen toestromen. Dit stuk wordt ook wel het
Soldatenkwartier genoemd, omdat vanaf 1830 de wasvrouwen van het garnizoen van
Leuven en de vrouwen van die Belgische soldaten hier woonden. Recht tegenover je
zie je de Aborg Poort. Hoe het links daarvan eruitziet toont kleine foto 5 met de
Sint Apollonia (nr.22a), De Doornekroon (nr.22b), Het Avondmaal (nr.23a) en De
Verrijzenis (nr.23b). De eerste kleine foto laat het vervolg aan de rechterzijde
zien: Het Heilig Graf (nr.25), één bouwlaag hoog en sinds de restauratie met houten
dakkapellen, en dan de hogere huizen met een bakstenen trapgevel Sint-Dymphna (nr.26)
en het vroeger Convent van Onze-Lieve-Vrouw Presentatie (nr.27), met boven de deur
een 17de-eeuws terracottareliëf van de Presentatie van Maria in de tempel. Schuin
daarop zie je de achterkanten van drie huizen aan de Straat van het Nieuw Convent:
Sint-Franciscus Borgia (nr.36), Heijlig-Cruisvindinghe (nr.35) en Sint-Quintinus
(nr.34). Je kan nu terugwandelen om de Sint-Jan-de-Doperkerk, waarrond het oude
kerkhof ligt, beter te bekijken (zie aparte foto van Belgiumview onder ‘Leuven’)
en het terrein van de oude infirmerie – het ziekenhuis voor de begijntjes – dat
vandaag de Faculty Club huisvest, een universitair restaurant en feestruimte. Voor
heel die kostbare restauratie mocht er iets teruggedaan worden, nietwaar?' Roger tuts Rogert: 'Daar ik slechts op 5oo meter van het begijnhof woon is dat voor
mij en mijn vrouw een plaatsje waar wij altijd weer wat rust vinden. Buiten de mooie
huisjes en tuintjes is vooral de sfeer van de omgeving samen met de mooie begijnhokkerk
een parel in Leuven dat de mensen uit onze omgeving zeker weten te waarderen. Dus een
wekelijks bezoek en de rust komtover U'Rene De Schouwer : 'Prachtig. Wij
hebben hier gewoond in 1972-73 in het huis nummer 95 (te zien op de foto) onder het dak.
De universiteit heeft een meesterlijke kombinatie gemaakt van oude gerestoreerde huizen,
binnenin verdeeld in apartmenten met alle moderne komfort. Werkelijk een prachtig
geslaagd renovatie projekt. '
Français English
  
|