Deze kerk is verdwenen.
Michel Verset: 'Vroeger stond er voor de afgebroken Sint Walburgiskerk een standbeeld van
Rubens. Is het datzelfde standbeeld dat nu op de Groenplaatsstaat?' Wie weet dit??
Hendrik Verroken: 'Het standbeeld van Rubens dat op de Groenplaats staat is een copie
van het origineel dat vroeger op het plein stond voor de afgebroken Walburgiskerk.'
Frits Schetsken: 'De vooraan afgebeelde nieuwe of binnen Vismarkt bevond zich op de
plaats van het huidige Steenplein op het gedeelte dat aan het Zuiderwandelterras grenst.
De visverkopers hebben hun (toon)banken onder aan alle klanten open luifels, die op zware
eikenhouten palen rusten. “Hij slaapt op de visbanken” was toen de uitdrukking voor een
dronken kerel, omdat die vaak hier op dit vrij toegankelijke plein belandden na hun
kroegentocht.
In het midden van de vismarkt staat een pompzuil uit 1663 met bovenop een Maria met
Kind op een bol, die rust op vier waterspuwende dolfijnen. De pompzuil is allang
verdwenen, het Mariabeeld staat vandaag op de binnenplaats van het Provinciaal
Zilvermuseum Sterckxhof in Deurne. Niet ver van deze zuil was er een kleine ruimte tussen
ijzeren leuningen waar de vis bij afslag werd verkocht aan handelaars, de vismijn.
De toren geheel links is de Visverkoperstoren, die aan de Schelde stond ter hoogte van
de Boterrui, het toenmalige verlengde van de huidige Suikerrui, destijds nog een geul met
water, onderhevig aan eb en vloed. De Visverkoperstoren was een onderdeel van de
stadsversterking, gebouwd in 1340 en afgebroken in 1797. Via de Visverkoperspoort –
afgebroken in 1810 - ging men naar de Werf, het gebied binnen de burchtmuren.
Achter die muur rijst de Sint-Walburgiskerk op. In 1114 wordt op deze plaats een
romaanse kapel van 8 bij 16 meter gebouwd als oudste bidplaats
van Antwerpen. In 1249 wordt die kapel vervangen door een grotere kerk met
een hoge toren. Er volgt een vergroting in 1499-1506 met zijbeuken en in 1572 wordt het
koor herbouwd over de Mattenstraat heen, waardoor het een stuk hoger ligt dan de rest van
de kerk. Vandaar dat Rubens bij het schilderen van zijn Kruisoprichting (sinds 1816 in de
Onze-Lieve-Vrouwekathedraal) er rekening mee heeft gehouden dat er negentien treden waren
tussen de vloer van het schip en de plaats waar het altaar stond, waarboven zijn triptiek
werd opgehangen. De toeschouwers keken dus sterk op naar de afgebeelde scène, die Pieter
Paul ook ter plaatse heeft geschilderd tussen juni 1610 en het einde van dat jaar. Rijke
koopman Cornelis van der Geest die in de buurt van deze kerk woonde, heeft het drieluik
grotendeels gefinancierd. In 1817 is de Sint-Walburgiskerk gesloopt.
De naam van deze kerk komt van een Angelsaksische maagd, dochter van koning Richard van
Essex, die volgens de legende uit Engeland zou zijn gevlucht en rond 750 een tijdlang in
de crypte van een hier in 660 door Amandus opgericht zeer klein kerkje zou
hebben verbleven. Dat kerkje is in 837 door de Noormannen verwoest. Na enige tijd is
Walburga – zoals ze veelal wordt genoemd – verder getrokken en heeft in het Beierse
Heidenheim een nonnenklooster gesticht, waar ze in 766 is overleden. Na haar dood komt uit
haar sacrofaag olie gelopen, die een geneeskrachtige werking blijkt te hebben, wonderolie
dus. Vandaag wordt aan de waarheid van het Antwerpse gebeuren getwijfeld, omdat deze
episode pas opduikt in de 15de eeuw, dus zeven eeuwen na de feiten.
Achter de burchtmuur zie je nog twee torens van Het Steen, dat op het moment van het
maken van dit schilderij al een gevangenis is geworden. Oorspronkelijk is het ’s Heeren
Steen het huis van de markgraaf van het markgraafschap Antwerpen of zijn vertegenwoordiger
binnen de burcht. Meer over dit nog bestaande gebouw lees je bij item 7, waar foto’s van
de huidige toestand worden getoond.
Rest nog de prangende vraag rond het Rubensstandbeeld. In 1836 – België
is nog maar pas onafhankelijk en heeft nationale helden nodig om de inwoners het gevoel te
geven dat ze samen een staat vormen – bedenken een aantal Antwerpenaren dat het in 1840
tweehonderd jaar geleden is dat hun beroemde medeburger Pieter Paul Rubens is gestorven.
De ideale man dus voor een standbeeld dat natievormende trots kan opwekken. Er wordt een
comité opgericht om dat project te realiseren en te financieren. Stadsgenoot Willem Geefs
heeft het ondertussen tot leraar aan de Brusselse academie gebracht en staat op het punt
om hofbeeldhouwer van koning Leopold I te worden, wie kon er beter als maker van zo’n
monument worden gekozen? Als standplaats wordt aan het Burchtplein gedacht, waar Rubens
al wie per schip in Antwerpen arriveert kan verwelkomen. Niemand van de gegoede
burgerheren die eraan dacht dat zeelui na zo’n lange reis doorgaans andere interesses
hebben, maar goed.
In augustus 1840 zou het beeld worden onthuld, de stad was feestelijk versierd met
triomfbogen en zo meer, er was veel volk op de been ook al was het barslecht weer. Alleen
er was een klein probleempje, het standbeeld was niet af. Willem Geefs stuurde daarom
voorlopig maar een verguld plaasteren model richting Antwerpen, maar dat heeft de stad
nooit bereikt, onderweg brak het in stukken. Gelukkig had Willem nog ergens in zijn
atelier een tweede plaasteren model, niet helemaal honderd procent, maar kom, de mensen
hadden Rubens toch nooit gekend. Dat is toen op het Burchtplein onthuld, maar stond daar
in weer en wind, wat niet gunstig is voor een plaasteren mens. Het beeld werd allengs
afschuwelijker om aan te zien, er werden nog schotten rond geplaatst om de schande wat te
verhullen, maar in 1841 wordt het uiteindelijk weggehaald. Rampzalig voor het comité,
zowel qua prestige als financieel. Wanneer in 1843 eindelijk de bronzen Rubens arriveert,
dragen de heren het beeld graag over aan de Stad, uiteraard met de schulden.
Intussen was iedereen ervan overtuigd geraakt, dat het Burchtplein toch niet de ideale
plek voor zo’n standbeeld was. Daarom wordt de Groenplaats als alternatief gekozen, waar
nog snel een kruisbeeld wordt weggehaald en een sokkel wordt opgemetseld. Wanneer het
transport arriveert dreigt het alsnog mis te lopen wanneer een van de wielen van de
natiewagen wegzakt in een oud graf van het vroegere kerkhof en de 15 ton zware Rubens van
de kar rolt. Maar gelukkig kan deze bronzen versie tegen een stootje en een volle maand
later staat Pieter Paul op zijn sokkel. Dat hij met zijn hand in de richting van een
apotheek wijst, die zijn naam draagt, is uiteraard louter toeval en geen sluikreclame.'
Français English
  
|